maandag 30 november 2015

de Rijksrederij.

Betonningsvaartuig

Visarend & Zeearend patrouille vaartuigen














Van de term Rijksrederij had ik nog niet eerder gehoord, de schepen van de Rijksrederij zo bleek later had ik regelmatig in havens en op het water gezien blauw met opschrift Kustwacht en zwart
of blauw met gele bovenbouw werkzaam voor Rijkswaterstaat.
Verschillende ministeries hebben de beschikking over schepen te denken valt aan schepen van Rijkswaterstaat, Douane en Kustwacht, schepen waarmee overheidstaken worden verricht.
Al deze schepen worden beheert en bemand door de Rijksrederij.
De Rijksrederij werd op 17 november 2006 opgericht als een rijksbrede rederij voor civiele schepen de Rijksrederij geeft daarnaast advies over nautische zaken en vloot management.
De Rijksrederij houd haar kantoor in Rijswijk waar ongeveer 43 mensen werkzaam zijn.
Aan het hoofd staat een directeur waaronder een centrale staf bestaande uit Accountmanagement, Business control en vlootmarktontwikkeling, Operations bestaand uit een afdeling Operational management en Technisch onderhoud en Bemanningszaken welke zorg draagt voor een efficiënte en inzetbare bemanningspool.
Binnen de Rijksrederij is er een dienstverleningsmodel dat er voor zorgt dat de vloot efficiënt kan worden ingezet.
De vloot bestaat uit zo' n 140 schepen het merendeel specialistisch van aard waarvan 40 schepen zijn uitgerust met een vaste bemanning.
Met een aantal schepen wordt rechtstreeks ondersteuning aan de Kustwacht verleend zoals voor Douane taken, patrouille taken op zee en noodsleephulp.
Binnen  Rijkswaterstaat worden een groot aantal schepen ingezet op het gebied van verkeersmanagement, hydrografisch meetwerk, meten van de waterkwaliteit en het plaatsen en onderhoud van tonnen, bakens en lichtboeien.
Voor Economische zaken worden schepen ingezet voor visserij onderzoek/controle.
Een aantal schepen kunnen onderling voor verschillende ministeries worden ingezet, zo kunnen patrouille vaartuigen zowel voor de Douane als voor Rijkswaterstaat worden ingezet.
Om in de toekomst efficiënter te kunnen werken zal door de Rijksrederij in de toekomst veelal multi purpose schepen worden verworven, schepen die voor een aantal verschillende taken en door meerdere ministeries kunnen worden gebruikt.
Het aantal vaartuigen zal hierdoor in de toekomst gaan afnemen.

zaterdag 28 november 2015

Albert Plesman oprichter en bouwer van de KLM (slot).

Albert Plesman
Albert Plesman werd de drijvende kracht achter de uitbreidende KLM, hij was "de baas". Het is aan de visie en gedrevenheid van Plesman te danken dat de KLM voor de Tweede Wereldoorlog een van de grootste en tevens betrouwbaarste luchtvaart maatschappijen werd.
Met de Nederlandse vliegtuigbouwer Fokker kon Plesman goed opschieten, Fokker bouwde op het juiste moment de juiste vliegtuigen, toen de metalen vliegtuigen op de markt kwamen verliet Plesman de Nederlandse markt en daarmee Fokker en kocht in de Verenigde Staten de DC-2 en DC-3.
Plesman ondernam voor het begin van de Tweede Wereldoorlog bemiddelingspogingen op het politieke vlak en reisde naar Berlijn en Rome en sprak daar met Goring en Mussolini.
Na het begin van oorlog was het met het KLM imperium gedaan
Op 9 mei 1941 werd hij in de Scheveningse gevangenis opgesloten, op 11 april 1942 werd hij vrijgelaten, hij ging in Drienen (nabij Enschede)wonen en had daar een vorm van huisarrest, hier werkte hij in het geheim aan de wederopbouw van de KLM.
Een van zijn zoons Jan kwam op 1 september 1944 boven Frankrijk (St, Omer) om het leven als Spitfire piloot bij het Nederlandse 322 squadron.
Na de bevrijding trok Plesman meteen richting de Verenigde Staten om er vliegtuigen te verkrijgen, hij bezocht iedereen die hem daarbij zou kunnen helpen inclusief president Truman.
Op 27 september 1945 werd de lijn op Batavia heropend en op 25 februari 1946 opende de KLM als eerste Europese luchtvaartmaatschappij een luchtverbinding op New York.
Privé werd hem niets bespaart, zijn tweede zoon Hans verongelukte samen met 32 anderen op 23 juni 1949 bij Bari met de KLM Lockheed L-749 (PH-TER "Roermond").
Het weerhield Plesman er niet van "zijn" KLM imperium in sneltreinvaart verder uit te bouwen Plesman liep vooraan bij de aanschaf van groter en sneller materieel.
Skymasters de DC-6 en DC-7, Constellations en Super Constellations en niet te vergeten de Convairs, hij maakte het nog allemaal mee.
Plesman kreeg last van een slopende vaatziekte en stierf op 31 december 1953, een luchtvaartmaatschappij van aanzien achterlatend.



vrijdag 27 november 2015

Vuurtorens in Nederland (14) Breskens.

Vuurtoren Breskens.


Er zou in de middeleeuwen een dorp Breskens of Breskin hebben bestaan, in 1510 was de bedijking van het Breskenssandt voltooid waarna nog enkele bedijkingen in de omgeving volgden.
In 1517 werd het huidige dorp Breskens gesticht.
In 1585 echter werd in de strijd tegen Spanje de polder onder water gezet, Breskens heeft heel lang bestaan uit slechts een dorpsstraat en wat zijstraten met omliggende hoeven.
Op het eind van de Tweede Wereldoorlog werd Breskens net als Westkapelle grotendeels verwoest.
Na de oorlog werd het dorp opgebouwd en kwam door de visserij en toerisme tot bloei.

In 1839 werd er tussen Nederland en België afspraken gemaakt over de verlichting en bebakening van de Westerschelde.
Nederland zou de bebakening en  verlichting op Nederlands grondgebied beheren België zou de kosten dragen (België had vanwege de Antwerpse haven hier een groot belang bij).
Rond 1860 lagen er vier lichtschepen in de Westerschelde deze verdwenen daarna echter snel t.g.v. vaste lichten aan de wal.
In 1866/1867 werd enkele kilometers ten westen van Breskens in het buurtschap Nieuwe Sluis een achthoekige gietijzeren vuurtoren gebouwd van 28,4 meter hoog ontworpen door Quirinus Herder die ook de torens van Renesse en Ouddorp had ontworpen (beide zijn afgebroken). Op 18 januari 1868 werd het licht voor het eerst ontstoken.
In 1906 kreeg de toren van vijf verdiepingen een nieuw rond lichthuis en een koperen koepel.
De vuurtoren is nog al eens van kleur veranderd: eerst was hij geel van kleur, in 1930 werden het rood witte banden, in 1940-1945 camouflage kleuren en in 1960 zwart witte banden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het licht gedoofd en werd pas weer in 1951 ontstoken.
De vuurtoren stond op de zeedijk maar toen deze in de jaren 1970 op Deltahoogte werd gebracht kwam hij aan de zeezijde halverwege de dijk.
De toren werd in 1982 Rijksmonument, op 3 oktober 2011 werd het licht gedoofd.
Op 29 mei 2015 werd de vuurtoren in een kleine ceremonie door de Belgische overheid aan de Stichting Vuurtoren Breskens overgedragen, de Vlaamse overheid betaalde de renovatie van het buitenkant en participeerde in de renovatie van de binnenkant.
Na enige tijd overbodig te zijn geweest brand het licht weer en is de toren weer opgenomen in de zeekaarten, de toren is nu tevens te bezoeken op vrijdag, zaterdag en zondagmiddag.
Breskens is nu de oudste gietijzeren vuurtoren in Nederland.





donderdag 26 november 2015

Gevlogen boven Nederland: Republic F-84E/G Thunderjet

Republic F-84E/G Thunderjet



De Thunderjet werd ontworpen door de hoofdontwerper van Republic Aviation, Alexander Kartveli, het moest de opvolger van de P-47 Thunderbolt worden.
De Thunderjet vloog voor het eerst in februari  1946 en had vanaf het begin allerlei problemen.
De F-84E maakte zijn eerste vlucht in mei 1949 de G versie kwam in 1951 in de lucht.
Nederland kreeg in het kader van het MDAP programma in 1951 de beschikking over 21 F-84E's en vanaf 1952 nog eens 166 F-84G Thunderjets.
De eerste Thunderjets werden op de vliegbasis Ypenburg officieel overgedragen aan de Koninklijke Luchtmacht, onder het toeziend oog van Generaal Eisenhouwer.
De F-84E Thunderjets kwamen in kratten in Rotterdam aan en moesten in elkaar worden gezet alvorens zij bij de squadrons 311 en 312 op de vliegbasis Volkel werden ingedeeld.
Vanaf 1952 werd de E versie omgeruild voor de G versie en werd ook het 313 squadron op Volkel en de squadrons 314, 315, 316 op de vliegbasis Eindhoven er mee uitgerust, het 306 squadron bleef met beide versies vliegen.
Vooral in het begin was er een gebrek aan alles: personeel, onderdelen, accu's en crash tenders.
Tijdens de periode dat de Thunderjet in dienst was van de Koninklijke Luchtmacht, gebeurden er tal van ernstige ongevallen, vaak met dodelijke afloop.
Op 5 juni 1952 vond tijdens een oefening op de Noordzee, een aanval van Thunderjets op een aantal schepen plaats waaronder Britse mijnenleggers, bij de derde schijnaanval boorde de DU-3 zich in een mijnenlegger waarbij de vlieger en alle 15 bemanningsleden van de mijnenlegger het leven lieten.
De Thunderjet had een kruissnelheid van 770 km per uur, de maximum snelheid was 960 km per uur,
het maximum vliegbereik was 3.200 km.
De toestellen vlogen in metallic met squadron kleur en een squadron code op de neus:
306 sqdrn rood TP, 311 sqdrn rood PP, 312 sqdrn blauw DU, 313 sqdrn TA/TR, 314 sqdrn rood 8T,
315 sqdrn blauw TB, en 316 sqdrn oranje TC.
Vanaf 1955 werden de Thunderjets ingeruild voor de Thunderstreak en wat betreft 306 squadron de Thunderflash.
Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg heeft een Thunderjet in haar collectie.

dinsdag 24 november 2015

Albert Plesman oprichter en bouwer van de K.L.M.



A.Plesman Lt.vlieger

Zonder de drijvende kracht van Albert Plesman was de K.L.M. nooit geworden wat het in de periode 1930- 1953 werd, een van de grootste en betrouwbaarste luchtvaartmaatschappijen ter wereld.

Na de openbare lagere school ging Albert Plesman naar de H.B.S., met zijn diploma op zak kwam hij in de zomer van 1909 als cadet bij het K.M.A. terecht.
In augustus 1911 werd Plesman als tweede luitenant beëdigd en bij het regiment infanterie in Amersfoort ingedeeld. Hoewel hij enthousiast was voor de luchtvaart diende hij bij het Korps Wielrijders. Tijdens een bezoek aan de Soesterbergse vliegheide lukte het hem een vlucht te maken
met een Farman F.20 (Lt. vlieger Versteegh was de piloot).
Het lukte hem bij de waarnemers cursus van de Lucht Vaart Afdeling op Soesterberg te worden geplaatst. In april 1917 werd hij als leerling vlieger naar Soesterberg overgeplaatst. Onder leiding van Versteegh leerde Plesman het vliegen en behaalde hij zijn militaire vliegbrevet. Plesman stond bekend als een ondernemende, onstuimig maar ook hard figuur.
Plesman zat niet stil en was bezig met plannen over mogelijkheden  voor de burger luchtvaart na de eerste wereldoorlog. Ook had Plesman plannen voor een grote nationale luchtvaart tentoonstelling en manifestatie en legde e.e.a. voor aan zijn commandant Walaardt Sacrè. Door indringend optreden wist hij de minister van oorlog en vooraanstaande mensen uit de bank en scheepvaartwereld voor zijn plannen te winnen. Plesman slaagde er in 1919 in de Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam van de grond te krijgen en werd door veel prominenten gesteund. De ELTA werd met 800.000 bezoekers een groot succes. Met dit  succes lanceerde hij het idee voor een Nederlandse Luchtvaartmaatschappij, op 7 oktober 1919 werd de koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en de koloniën opgericht, Plesman werd door de Raad van Bestuur als administrateur aangesteld.
(wordt vervolgd)




maandag 23 november 2015

De pinas.

de Duyfken (pinas replica)


De snel zeilende pinas werd zowel voor oorlog als handels doeleinden gebruikt en is eigenlijk een kleine variant van het spiegelretourschip.
De pinas had een platte spiegel, een vrij hoge boeg en twee dekken, het onderste (de overloop) liep ononderbroken over de gehele lengte van het schip, het bovenste dek (verdek) was verdeeld in een iets verlaagde bak met een verhoogd bakdek.
Ongeacht hun grote ( 116 en 128 voet) hadden de schepen drie masten: de fokkemast, de grote mast en de bazaan mast. De hoge verschansing van het open dek verbergt alle scheepscontouren zodat het een zeer evenwichtig scheepje is.


De bewapening betond uit 19 gotelingen (klein scheepskanon van gegoten metaal) en 12 steenstukken (klein geschut dat stenen kogels afschoot), daarnaast beschikte de bemanning over musketten.
De meest bekende pinas is de Duyfken, de Duyfken werd in 1595 gebouwd en vertrok in december 1603 vanaf het eiland Texel onder admiraal Steven van Hagen en kwam een jaar later op Bantam aan.
In november 1605 vertrok de Duyfken aan een onderzoekstocht onder Willem Jansz waarbij de zuidkust van Nieuw-Guinea, de Golf van Carpentaria  en de noordkust van Australië werden verkend. In juni 1606 bereikte men de thuishaven Bantam, daarmee was de Duyfken het eerste Europese schip dat Australië bezocht. Op 18 juni 1617 verging het schip.
Een replica van de Duyfken werd in Australië gebouwd en op 24 januari 1999 gedoopt in Fremantle.


Deze Duyfken voer naar Nederland en weer terug en maakte deel uit van de viering in 2006 van 400 jaar betrekkingen Australië - Nederland.


zaterdag 21 november 2015

Herinneringen uit de Tweede Wereldoorlog aan de Koninklijke Luchtmacht in het Verenigd Koninkrijk.


St Clement Danes Londen


In Londen zijn herinneringen uit de Tweede Wereldoorlog aan de Koninklijke Luchtmacht te vinden in de kerk van St.Clement Danes gelegen aan de Strand in Londen.
De oorspronkelijke kerk werd in de 9e eeuw gesticht door de Denen en werd tijdens de grote brand van 1618 verwoest.
De huidige kerk werd ontworpen door de beroemde Engelse bouwmeester Sir Christopher Wren.
Op 10 mei 1941 viel de kerk opnieuw ten prooi aan de vlammen nu ten gevolge van een bom tijdens de zgn. Blitz, alleen de muren waren overeind blijven staan van het interieur was weinig over.Na de tweede wereldoorlog kwam de Engelse luchtmacht met het idee dat een kerk vernietigd door een vijandelijke (Duitse) luchtmacht door de overwinnaar zou moeten worden opgebouwd.
De RAF begon met een fondsenwerving, de luchtmachten van het Gemenebest en de Geallieerde
luchtmachten deden ook mee waaronder die van Nederland.
Met de opbouw van de kerk werd in 1955 begonnen, de Nederlandse ambassade schonk het stenen
altaar in de crypte, de Koninklijke Luchtmacht een doopvont, de kerk werd in 1958 weer in gebruik genomen als parochiekerk maar toch voornamelijk als kerk voor de Royal Air Force.

 
De vloer van de kerk bevat meer dan 800 squadron emblemen van alle RAF squadrons die ooit hebben bestaan inclusief die door buitenlanders werden bemand, na enig zoeken kun je dan ook de squadron emblemen van 320,321 en 322 Dutch squadrons vinden in de vloer.
Zo blijft de Nederlandse Luchtmacht alom aanwezig in het hart van Londen.
Maar ook op de voormalige RAF basis Bigging Hill zijn met name in de herdenkingskapel sporen
van Nederlandse aanwezigheid te vinden, het Nederlandse 322 squadron was hier tussen 1 november 1944 en 3 januari 1945 gestationeerd.
Dan zijn er nog de oorlogsgraven van Nederlandse vliegers in het Verenigd Koninkrijk zoals dat van L.D.Wolters in Hawkinge.






vrijdag 20 november 2015

Vuurtorens in Nederland (13) Westkapelle.

Vuurtoren Westkapelle

Al in 1370 geeft hertog Albrecht I van Beieren opdracht een vuurbaak bij Westkapelle op te richten.
In 1398 bezweek de vuurbaak onder het stormgeweld, langzaam verdween ook Westkapelle in de golven.
Rond 1450 werd  Westkapelle een eind landinwaarts opnieuw opgebouwd, tussen 1458 en 1470 werd de St. Willibrordus kerk herbouwd. De kerk werd in de Tachtigjarige oorlog verwoest, de toren bleef overeind. Na 1700 werd de toren gerestaureerd, in de Franse tijd werd er een semafoor op de toren geplaatst daarvoor moest de spits worden verwijderd.
In 1817 werd de toren door het ministerie van Marine overgenomen om er een vuurtoren van te maken, er werd een lantaarn op het torenplat geplaatst.
Op 20 maart 1818 werd het licht in gebruik genomen (15 Engelse lampen sterkte), in 1852 werd het licht vervangen  door een petroleum lamp.
Begin 1900 werd er op de toren een acht meter hoge opbouw geplaatst met een nieuw lichthuis, de toren werd uitgerust met een elektrisch draailicht.
Op  15 april 1907 werd het nieuwe licht voor het eerst ontstoken, in 1921 deed de Brandarislamp zijn intrede, in 1934 werd de generator vervangen door een aansluiting op het elektriciteitsnetwerk.
In oktober 1944 vernielden de Duitsers op hun terugtocht het licht, kort daarna plaatste de Royal Air Force een draagbare radar "Nelly" op de toren. Maandenlang verbleef de R.A.F. met de radareenheid op de toren. Na het vertrek werd een noodverlichting aangebracht op 19 juni 1951 werd een nieuw licht ontstoken. Het "hoge licht" is 49,6 meter hoog, de toren is sinds 1966 Rijksmonument.
Omdat op de westpunt van Walcheren de duinen ontbreken werd daar een dijk (Westkapelse Zeedijk)
aangelegd. Halverwege deze dijk bij het Noorderhoofd werd in 1875 begonnen met de bouw van een gietijzeren vuurtoren het "lage licht." Het lage licht was de eerste ronde gietijzeren toren die in Nederland werd gebouwd.
Vanaf 10 juli 1876 brand hier een licht, het vormt een lichtlijn met het licht op de kerktoren.
Schepen die vanaf het noorden de Westerschelde op willen gaan kunnen langs deze lichtlijn het begin van het Oostgat vinden.
Het Noorderhoofd is 20 meter hoog en staat buiten de Westkapelse Zeedijk, het is sinds 1982 Rijksmonument.
De kustwacht heeft vanaf 1900 tot 1995 een uitkijkpost naast het lage licht gehad, in 1995 werd de uitkijkpost gesloopt.


vuurtoren Noorderhoofd

donderdag 19 november 2015

Gevlogen boven Nederland: de F-104G Starfighter.

F-104G Starfighter


Twee decennia (1962-1984 lang kon men in het Nederlandse luchtruim het "huilende" geluid van de de F-104G Starfighter horen.
Het ontwerp van de Starfighter komt van de tekentafel van de Lockheed "Skunk works".
Het eerste exemplaar vloog op 4 maart 1954 twee jaar na het ontwerp.
De Starfighter werd gebouwd rond de General Electric J-79 turbojet gevoed door twee luchtinlaten aan de zijkant van de romp.
De Starfighter had een uiterst kleine rechte trapezoïde vleugel die in het midden van de romp werd geplaatst, de vleugel was extreem dun de uiteinden waren slechts 0,41mm.
De aanschaf ging gepaard met veel omkoopschandalen(in Nederland de Lockheed affaire).
De Starfighter werd vanwege zijn hoge aantal ongevallen met dodelijke afloop ook wel "widow maker" genoemd.
In 1959-1960 moest Nederland een keuze gaan maken voor de opvolger van een aantal verouderde
straaljager type's, doorslag gaf de deelname van Fokker aan de Europese Starfighter productie (Fokker ging er 255 voor de Luftwaffe produceren).
Met de keuze voor de Starfighter werd een vliegtuig gekozen dat drie taken kon uitvoeren nl. bommenwerper, luchtverdedigingsjager en fotoverkenner.
Nederland bestelde 50 Starfighters met een optie van nog eens 50 stuks waarbij men er van uitging dat men er via het MDAP programma van de V.S. er nog eens 118 bij zou krijgen.
Door financiële problemen in de V.S. werden dat er slechts 25.
Nederland bestelde toen 95 F-104G Starfighters en 18 TF-104G tweepersoons Starfighters voor training. De Nederlandse luchtmacht werd gedwongen langer met de verouderde Thunderstreaks door te vliegen en een aantal luchtverdediging squadrons werden vervangen door Geleide Wapens die toen in West Duitsland werden gestationeerd.
In 1962 kwam de productie op gang het:
306 squadron op Volkel werd uitgerust als fotoverkenner squadron met de RF-104G
311 & 312 squadron op Volkel werden uitgerust voor nucleaire taken en conventionele tactische grondsteun met de F-104G.
322 & 323 squadron op Leeuwarden werden uitgerust als luchtverdediging squadrons.
de OCU,TCA en CAV werden uitgerust met de TF-104G.

Op 21 november 1984 vond de laatste officiële vlucht van de F-104G plaats boven Nederland,
De Starfighter maakte plaats voor de F-16.
Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg heeft twee (D-8022 & D-5805) Starfighters in haar collectie.


dinsdag 17 november 2015

Afsluitdijk op weg naar de toekomst.

Ir. Lely afsluitdijk 2015


De historie van de Afsluitdijk begint al in 1886, toen onderzocht werd of drooglegging van de Zuiderzee haalbaar was, hiertoe werd de Zuiderzeevereniging opgericht.
Ir. Cornelus Lely werd later voorzitter en ontwierp in 1891 de eerste plannen tot drooglegging.
Ir. Lely werd minister van Waterstaat en de inpoldering werd in het regeringsprogramma opgenomen. De watersnood van 1916 waarbij grote gebieden rond de Zuiderzee werden overstroomd, met doden
en veel dood vee tot gevolg, zorgde ervoor dat het Parlement akkoord ging met de regeringsvoorstellen.
Voor dat men met de uitvoering begon werd alles op schaal nagebouwd.
Op 28 mei 1932 werd het werk voltooid en werd de noordzijde van de Afsluitdijk Waddenzee en de zuidzijde IJsselmeer.
De 32 kilometer lange dijk verbind den Oever in Noord Holland met Kornwerd in Friesland.
De aanleg had grote consequenties: de visserij op de voormalige Zuiderzee moest worden beëindigd,
nieuwe polders en veiligheid werden als positief ervaren.
De Noord-Oost polder en de Flevopolder ontstonden, het Markermeer ontkwam later aan inpoldering.
Nu in 2015 krijgt de Afsluitdijk een grote opknapbeurt, naast energie projecten komt er een gat in de Afsluitdijk hier zal een 6 kilometer lange rivier de trek van vissen van het zoete IJsselmeer naar de zoute Waddenzee  en vice versa verbeteren, tot nu gebeurde dat in kleine aantallen via de sluizen van de Afsluitdijk, met de nieuwe rivier zullen dat miljoenen vissen worden zoals zalm en zeeforel, jonge paling en spiering, de aanleg gaat naar verwachting 55 miljoen euro kosten.
De Afsluitdijk moet in de toekomst een energiedijk worden en duurzame energie gaan opwekken, op de dijk moeten er zonnecellen komen. Tevens gaat er "blue energy" worden opgewekt: via speciale membranen komt het zoute water in aanraking met het zoete water waarbij energie vrijkomt.
Bij Kornwerderzand komt een turbinecentrale die uit getijde werking energie opwekt, ook wordt de dijk aantrekkelijker gemaakt voor de toeristen met de aanleg van wandel en fietsroutes.
Rijkswaterstaat gaat de de Afsluitdijk verder versterken en vergroot de water afvoer, de gehele operatie zal om en nabij de 1 miljard euro gaan kosten en zal de dijk een ander aanzien gaan geven.





maandag 16 november 2015

Het fluitschip.

fluitschip


De scheepsbouw is van groot belang geweest in de Gouden Eeuw, voor iedere taak werd een schip ontworpen soms zelfs voor de streek waar het schip op voer.
Zonder scheepsbouw geen handel zonder handel geen Gouden Eeuw.
De eerste vermelding van een fluitschip dateert uit 1595.
Het fluitschip is een betrekkelijk smal schip met vlakke bodem en heeft een rond achterschip en brede buik dit in tegenstelling tot spiegelschepen. Het fluitschip was in eerste instantie bedoeld voor de vaart op de Oostzee.
De afmetingen werden beïnvloed door de tol die bij het kasteel Kronborg aan de Sont moest worden betaald, een smal dek was voordeliger, nl. de tol werd geheven naar de omvang van het dek.
Het fluitschip had drie masten: de grote mast, fokkemast en bazaanmast, en had een enorme vracht capaciteit en veel drijfvermogen.
De hoge naar binnen lopende zijkanten maakten het voor kapers moeilijk het schip te enteren.
Het smalle dek met korte loopafstanden, het eenvoudig zeilplan en effectieve tuigage maakte dat het fluitschip met een kleine bemanning (ongeveer 12 man) was toegerust.
Voor iedere streek een ander soort Fluitschip: Oostervaerders die voeren op landen rond de Oostzee, Groenlantsvaeders bestemd voor de walvisvaart, de suikerfluit, de Frans Spaens en Straetsvaeders voorzien van een galjoen.
Het fluitschip had vaak slechts enkele stukken geschut op het overloop dek staan.
Vanwege de lading was het schip een gemakkelijk doelwit.
De bemanning kon om zich te beschermen tegen rovers, zich terugtrekken in de hutten op het achterdek en in de matrozen verblijven. Alle luiken en deuren waren met ijzeren banden versterkt en konden van binnen worden afgesloten.
Schietgaten maakten het de bemanning mogelijk zich met musketten tegen vijanden te beschermen.
De fluitschepen van de V.O.C. waren uitgerust met een galjoen en een steviger huid zo ver nu bekend beschikte de V.O.C. in haar bestaan over minstens 378 fluitschepen die op het verre oosten werden ingezet.
De pink werd later ontwikkeld uit het fluitschip.
Sinds 1985 bestaat de Stichting 't Hoornse Fluitschip de doelstelling van de stichting is een replica te bouwen van een Fluitschip en dit op de wal tentoon te stellen.

vrijdag 13 november 2015

Vuurtorens in Nederland (12) Haamstede.

Vuurtoren Haamstede.


De vuurtoren bij Haamstede op West-Schouwen is al ruim anderhalve eeuw een belangrijk baken.
Toen Schouwen nog een eiland was, werd het door een grote ringdijk beschermd, in 1374 werd het eiland met een dam verbonden met het nabij gelegen eiland Dreischor in 1610 volgde een verbinding met het eiland Duiveland.
In 1352 dienden schippers een verzoek in een baken te mogen oprichten in de duinen, er werden toen twee houten kapen opgericht.
Op een kaart van Blaeu uit 1662 is er sprake van twee stenen vuurboeten een Noord en een Zuid kaap.
Door afslag van de kust werd een vuurboet vervangen door een hoge houten vuurtoren en werd elders een lage stenen vuurboet bijgebouwd, de vuurboeten zijn daarna nog menigmaal verbouwd, ingestort en elders weer opgebouwd.
Toen in kort bestek (1831-1832) vier schepen vergingen op de zandbanken voor de kust van Schouwen bleek dat de vuren bij storm niet goed zichtbaar waren.
Er werd gekozen voor een hoge toren achter de duinen. Pas in 1837 werd de bouw van de toren uitbesteed en kon men beginnen, op 25 maart 1840 werd het licht ontstoken, rondom de toren verschenen drie woningen voor de lichtwachters en opzichter.
De toren had als basis 2,5 meter dikke muren die naar boven toe steeds dunner werden, de deels ijzeren trap deels stenen trap telt 226 treden.
Het licht dat brandde op patent olie werd in 1882 vervangen door een petroleum gaslicht, in 1910 ging men over op pharoline.
In 1934 werd het licht geëlektrificeerd en heeft een reikwijdte van 55 kilometer.
Doordat het nabij gelegen vliegveld in 1931 gereed kwam en de toren in de luchtroute Rotterdam Knokke lag werd besloten de vuurtoren goed zichtbaar te maken.
Rond 1935 werd een rood witte spiraal aangebracht rond de toren, deze spiraal is uniek in de wereld.
In 1953 was de toren geheel gemoderniseerd en hersteld van de oorlogsschade, in 1979 werd de vuurtoren van radar voorzien.
Tot 1993 was de toren bemand daarna werd de toren vanuit Ouddorp bestuurd.
De vuurtoren die 58 meter hoog is door de beschildering een opmerkelijke verschijning in de bosrijke omgeving aan de rand van de duinen.
De vuurtoren is bekend van het vroegere bankbiljet van 250 gulden.


donderdag 12 november 2015

Toekomst legerhelikopters 2030-2035.

Sikorsky  S-97 Raider (kan onbemand vliegen)


Hoe gaat de toekomstige legerhelikopter er over vijftien - twintig jaar uit zien?
Daarvoor moeten wij eerst onderscheid maken tussen de mini helikopter, aanvalshelikopter en de transporthelikopter.
De mini helikopter zal geavanceerder en meer prestaties kunnen leveren dan de drone van nu.
De mini helikopter zal worden gebruikt voor verkenning op allerlei gebied tijdens missies waarbij het de operationele zintuigen van een op land opererende eenheid zal worden.
Allerlei info kan worden doorgegeven: route, gesteldheid van het terrein en mogelijke dreigingen,
de info zal dus niet meer achteraf binnen komen maar a la minute.
De helikopter van normale grootte  zal steeds sneller gaan vliegen dan nu het geval is en zou ook wel eens onbemand kunnen gaan rondvliegen.
De huidige Apache heeft een topsnelheid van 366 km per uur, de toekomstige Bell V-280 Valor 560 km per uur en de Sikorsky S-97 Raider 444 km per uur.
De zelfdenkende autonome helikopter zal zelfs in staat zijn zelf de beste oplossing te zoeken tijdens een missie,zonder afhankelijk te zijn van iemand ver weg achter een beeldscherm.
Vliegers zullen op deze manier geen gevaar meer lopen uit de lucht te worden geschoten, de vlieger zal hoogstens  als eindverantwoordelijke op afstand en veilig de missie van de helikopter kunnen volgen en zo nodig nog kunnen ingrijpen op "bijsturen".
Transporthelikopters zullen in de toekomst zowel met als zonder bemanning vliegen.
Onbemand zullen deze helikopters, zover de brandstof en het onderhoudsschema dat toelaten, onbeperkt voedsel, munitie en reserve onderdelen naar het missiegebied kunnen vliegen, zonder rekening te hoeven houden met de vlieguren van de bemanning.
Alleen als er onder moeilijke omstandigheden zal worden gevlogen zoals bij troepentransport of medische evacuaties zal de piloot de helikopter nog besturen.
Toekomstige ontwikkelingen die toch niet meer zo ver weg zijn.




woensdag 11 november 2015

KNRM meer dan 100.000 reddingen vandaag 191 jaar.

NH1816

roeireddingboot














Op 11 november 1824 werd de NZHRM in Amsterdam opgericht, 9 dagen later op 20 november van het zelfde jaar gevolgd door de oprichting van de ZHRM in Rotterdam, beide reddingsmaatschappijen zouden lange tijd naast elkaar voorbestaan.
Aanleiding voor de oprichting was de zware storm van 14 oktober 1824 waarbij 17 schepen op de Nederlandse kust strandden, bij Huisduinen verdronken toen zes mensen die probeerden de bemanning van het gestrande schip de Vreede te redden.
Beide reddingsmaatschappijen krijgen de beschikking over roeireddingboten, op 26 december 1824 amper een maand na de oprichting worden met zo'n boot afkomstig van Egmond aan Zee vijf schipbreukelingen gered.
In 1840 wordt het eerste lijnwerp en wippertoestel in gebruik genomen, in 1866 wordt de eerste zelfrichtende roeireddingboot te Nieuwendiep gestationeerd, de ijzeren reddingskotter doet in 1873
zijn intrede en in 1904 wordt Radio Scheveningen officieel in gebruik genomen.
De eerste zelfrichtende motorreddingboot de Insulinde wordt in 1927 op Oostmahorn gestationeerd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog steken drie reddingboten met vluchtelingen over naar Engeland de in Nederland achtergebleven reddingboten varen onder de vlag van het Rode Kruis.
Beide reddingsmaatschappijen krijgen in 1949 het predicaat Koninklijk.
De eerste zelfrichtende motorreddingboot met volledig gesloten stuurhuis de Carlot wordt in 1960 in dienst genomen.
In 1972 doet de zgn. rigid inflatable en wel het type Atlantic 21 zijn intrede, een rubberboot met vaste bodem. Er volgen meer grotere types van het soort rigid inflatable de Koningin Beatrix in 1984 en de Johannes Frederik klasse in 1986.
In 1991 fuseren beide reddingsmaatschappijen tot de huidige KNRM. De KNRM betrekt in 1995 een nieuw kantoor, werkplaats en magazijn in IJmuiden. In 1999 wordt de eerste boot van de  Arie Visser klasse in gebruik genomen.In 2014 wordt de reddingsboot van de toekomst gedoopt de NH1816.
In de zomer van 2015 hebben redders vanaf de oprichting 100.000 mensen uit noodsituaties op zee gered.

Vandaag omvat de KNRM: 45 reddingsstations en heeft de beschikking over 75 reddingsboten van verschillende grote, men ontvangt geen overheidssubsidie men verkrijgt inkomsten uit giften, legaten, nalatenschappen en donaties.
De toekomstvisie van de KNRM tot 2024: de komende jaren voorziet de KNRM een bouwprogramma van drie grote reddingboten per jaar, er zal een nieuwe reddingsbootsklasse ter vervanging van de Johannes Frederik en Valentijnklasse moeten komen, dit om goed uitgerust de komende decennia dat te doen voor wat men werd opgericht: het redden van mensen op het water.


https://www.knrm.nl/steun-ons/donaties/donateurschap/







maandag 9 november 2015

Het koggeschip het werkschip van de Hanze.

Koggeschip




Het koggeschip de kustvaarder van de late middeleeuwen maakte de handelsbetrekkingen tussen de Hanse steden mogelijk. De Hanze was een machtig en invloedrijk verbond van handelssteden in Noordelijk Europa: Duitsland, de Baltische staten Scandinavië en Polen.
Het koggeschip werd rond 1200 ontwikkeld uit een type Vikingschip de knarr dat als zeegaand vrachtschip door de Vikingen werd gebruikt.
Het was gebouwd op rechte kiel en stevens en had of een geheel of gedeeltelijk dek.
De kogge had een mast met een dwarsgetuigd zeil, de mast stond meestal midscheeps en later iets meer naar voren geplaatst. Het roer van de kogge was te vinden aan de achtersteven van het schip en werd stevenroer genoemd. De lengte van de kogge was tussen de 15 en 30 meter er kon tussen de 200 en 250 ton vracht worden vervoerd zoals: zout,graan, hout, haring, bier, wijn, laken en pelzen.
De kogge werd veel gebruikt voor de handel tussen de Hanze steden en was dus veel op de Noord en Oostzee te vinden.

In Nederland zijn verschillende koggen opgegraven en geconserveerd vnl. bij het droogvallen van de Flevopolders.
In Kampen (een voormalige Hanzestad) is de enige in ons land nagebouwde koggeschip te vinden en is een reconstructie van een koggeschip die in de Flevopolder is gevonden ter hoogte van Nijkerk.
Het schip heeft een ligplaats aan de Koggewerf in Kampen.
Het koggeschip van Kampen lag tijdens Sail Amsterdam 2015 afgemeerd in de Amsterdamse haven.


zaterdag 7 november 2015

Rien Poortvliet

Rien Poortvliet in 1978
Rien Poortvliet 1932-1995

Rien Poortvliet werd op 7 augustus 1932 in Schiedam geboren, na de MULO moest Rien zijn dienstplicht vervullen bij de Koninklijke Marine waarna hij bij het reclamebureau van Unilever ging werken, hij ontwierp daar o.a. diverse verpakkingen.
Hij ging ging daarnaast steeds meer voor zich zelf werken en illustreerde boeken van o.a. Wil Huygen, Jaap teer Haar, Leonard Roggeveen en Godfried Bomans.
Eind jaren 60 werd hij zelfstandig illustrator en had zich inmiddels blijvend in Soest gevestigd.
In zijn vrije tijd was hij een vervend  jager en begon zo ook onderwerpen uit de natuur te tekenen.
Eens per jaar, na afloop van de zwijnenjacht op het Loo waar Rien aan mee deed, werd op Soestdijk een jachtdiner gegeven waar ook het echtpaar Poortvliet te gast was.
Rond 1972 begon hij met het samenstellen van zijn eigen boeken, de eerste luidde "Jachttekeningen", er zouden er nog zo'n 20 volgen met diverse onderwerpen zoals: Braaf, het brieschend paard, langs het tuinpad van mijn vaderen, hij was een van ons en van de hak op de tak om er enkele te noemen.
Hij zag zichzelf als tekenend verteller.
Poortvliet had een speciale band met het Koninklijk Huis en stuurde ieder jaar rond kerst een zelf ontworpen kerstkaart naar Paleis Soestdijk waar de collectie overigens afgelopen winter was te bewonderen.
In 1976 kreeg hij uit handen van prins Bernhard de Zilveren Anjer uitgereikt.
Voor het boek "het brieschend paard" liep hij als lakei mee naast de gouden koets op Prinsjesdag.
Met de kabouter serie werd Rien Poort internationaal bekend, "Het leven en werken van de kabouter" beleefde 61 drukken.
Vaak kwam hij een nieuw boek presenteren in de TV progamma's van Willem Duys, hij schuwde de TV niet, en was ook lange tijd panellid van "zo vader zo zoon".
Rien Poortvliet was autodidact en een principieel man en stak zijn geloof niet onder stoelen of banken hij had een afkeer van moderne kunst.
In 1992 werd het Rien Poorvliet museum in het oude gemeentehuis van Middelharnis geopend. 
Rien Poorvliet overleed op 15 september 1995 in zijn woonplaats Soest, hij  liet 1.500 aquarellen en rond de 800 olieverf schilderijen na.
De gemeente Soest heeft tot op heden verzuimd een straat, weg of pad naar deze bekende illustrator, schrijver te vernoemen hij heeft beter verdient.
Vanwege de financiële situatie van het museum in Middelharnis moest het op 18 december 2006 de deuren sluiten.
In 2009 werd in Tiengemeten in Zuid-Beijerland een nieuw Rien Poortvliet museum geopend.

vrijdag 6 november 2015

Vuurtorens in Nederland Ouddorp (11).

Vuurtoren Ouddorp


In het begin van de 18e eeuw stond op Goeree aan de rand van de polder "het Oude Nieuwland" ten noorden van de plek die nu Ouddorp heet een houten baken.
Toen deze in 1742 door storm werd verwoest besloot men tot de bouw van een stenen baken, dit baken werd in 1842 als vuurtoren ingericht.
In 1862 werd het vervangen door een achthoekige gietijzeren vuurtoren de "IJzeren baak" welke in het jaar 1911 werd gesloopt.
De nieuwe vuurtoren verscheen op het Westerhoofd was de eerste betonnen vuurtoren in Nederland en stond westelijker dan de "IJzeren baak" en werd in 1912 operationeel.
In de nacht van 4 op 5 mei 1945 troffen de Duitsers voorbereidingen voor het opblazen van de toren wat ook gebeurde.
Door de Rijksbouwmeester Gijsbert Friedhoff werd een nieuwe vuurtoren ontworpen die bestond uit een betonskelet dat werd bekleed met baksteen, daarin werden ook de oude ijzeren staven aangebracht afkomstig uit de opgeblazen vuurtoren.
De nieuwe vuurtoren werd in 1947 naast de plek van de opgeblazen vuurtoren gebouwd, op 6 oktober 1950 werd het het licht voor het eerst ontstoken.
De vuurtoren bij Ouddorp is een van de laatste bemande vuurtorens in Nederland (de andere is die op Terschelling).
De bemanning heeft taken op het gebied van verkeersbegeleiding en coördinatie van reddingsactiviteiten.
De vuurtoren staat op de grens van het polderland en de duinen bij de Groenedijk, de toren is 56 meter hoog en is sinds 2007 Rijksmonument.
De toren produceert het sterkste vuurtorenlicht in Nederland en heeft een bereik van 56 kilometer.


donderdag 5 november 2015

Punter

de Kuunder punter

De eerste punters zijn te zien op 16e eeuwse schilderijen, het zijn schepen van vijf tot acht meter lang met een heel geringe diepgang.
Het schip is open, het kan ook een dek of kajuit hebben maar dat hoeft niet, kenmerkend zijn de recht vallende voor en achter steven, de punter heeft een aangehangen roer, de bovenkant van het roer is vaak versierd.
De punter heeft een zwaard dat van de ene zijde naar de andere wordt verplaatst bij het overstag gaan.
Niet iedere punter heeft een mast is dit wel het geval dan bevindt deze zich op driekwart van het schip. In delen van Overijssel wordt met de punter geboomd wat ook wel punteren wordt genoemd,
men zet zich dan af met een paal tegen de bodem.
Ook kan er over langere afstanden langs de kant worden gelopen er wordt dan gejaagd (duwen met de vaarboom tegen de wal).
De punter kwam het meest voor in de veengebieden van Overijssel, Friesland, Zuid-Holland, Utrecht
en de bollen en Zaanstreek.
Ook waren er zeepunters die zeewaardig waren en aan de oostzijde van de Zuiderzee voor de visserij waren ingericht o,a, de Kuunder punter.
Er waren varianten voor vracht, visserij, er bestonden zelfs postpunters die tussen de wadden en het vaste land vaarden.
De Stichting het Punterwezen zet zich in voor het behoud van de punter, de vereniging de Zeilpunter heeft een aantal punters in onderhoud die kunnen worden gehuurd.






dinsdag 3 november 2015

Hoe president Nixon de ruimtevaart negatief beïnvloedde.



president Richard M. Nixon


















Toen Richard Nixon in januari 1969 aantrad als president, was het NASA ruimtevaart programma op zijn hoogtepunt, een hoogtepunt dat het nooit meer zou evenaren.
Net voor het aantreden van Nixon had de politiek al besloten tot reductie van de kosten in het lopende ruimtevaart programma.
Onder Nixon werd in 1969 besloten dat de Apollo vluchten na 1972 zouden worden beëindigd en dat de geplande vluchten voor de Apollo 18, 19, en 20 geen doorgang meer zouden hebben.
De laatste Apollo 17 vlucht ging op 7 december 1972 naar de krater "Littrow" in het Taurusgebergte.
Wetenschap in de ruimte zo luidde het moest belangrijker worden dan prestigieuze ruimtevluchten.

De bijna gelijktijdig met Nixon aangetreden bestuurder van de NASA, Dr. Thomas O. Paine kwam met plannen voor het tijdperk na het Apollo programma en ging hier in de zomer van 1969 mee naar het Witte Huis, Het was een ambitieus plan er moest een permanente maanbasis komen en tevens een ruimtestation  dat rond de Aarde zou gaan cirkelen en dat voor het einde van de jaren 70.
Daarna zou er een bemande vlucht naar Mars op stapel staan waar de NASA op z'n vroegst 1981
zou gaan landen.
President Nixon verwierp de voorstellen van de NASA uit financiële overwegingen het zou allemaal te duur worden, Dr. Paine verliet al na anderhalf jaar teleurgesteld de NASA.
Een aantal jaren werd het Space Shuttle programma wel door Nixon goedgekeurd en dan alleen omdat het in de toekomst vele arbeidsplaatsen zou gaan opleveren!
Hadden de Verenigde Staten een wat ambitieuzer president gehad dan Nixon dan was de mens wellicht voor de eeuwwisseling al op Mars geweest.



maandag 2 november 2015

Walvisvaart in Nederland.

't Walvisvaarders huisje den Hoorn

Op Texel werd enkele jaren geleden een klein museum geopend:'t Walvisvaarders huisje in den Hoorn, Klaas Daalder kocht deze woning in 1729 aan en woonde er met zijn vrouw en kinderen, het interieur is tot en met vandaag de dag vrijwel onveranderd gebleven.
Klaas Daalder was Commandeur op de walvisvaart en had al sinds zijn 10e jaar als matroos gevaren, in het begin bij de V.O.C. 
In die tijd leefden heel wat families op de Waddeneilanden en ook in Zeeland van de walvisvaart,
het jagen op walvissen zou je in die tijd booming business kunnen noemen.
Het waren de Nederlanders op zoek naar een alternatieve noordelijke route die berichtten over de walvissen die ze er zagen.
Omdat de bevolking in die tijd explosief groeide was er een tekort aan plantaardige producten, men wist intussen dat walvissen een dikke speklaag hadden dit spek was de oplossing voor het tekort.
In Nederland werd de Noordsche Compagnie opgericht die tussen 1614 en 1642 het alleen recht kreeg op het jagen van walvissen.
Bij Spitsbergen bij het eiland Amsterdam en Jan Mayen werd een nederzetting Smeerenburg gevestigd waar Groenlandse walvissen tot traan werden verwerkt.
Na 1642 gingen anderen meedoen en werd de Groenlandse walvis bijna uitgemoord, men ging uitwijken naar andere gebieden zoals tussen Canada en Groenland wat commercieel geen succes bleek na 1873 hield men in Nederland de walvisvaart voor gezien.
De schaarste in oliën en vetten kort na de Tweede Wereldoorlog zorgde er voor dat de Nederlandse
Maatschappij voor de Walvisvaart werd opgericht.
Er werd een walvisfabriek schip (Willem Barentsz)en enkele vangschepen aangekocht en men trok naar de wateren rond Antarctica waar  tijdens de walvisjacht de verwerking van de walvissen op het fabrieksschip plaats vond.
Op deze manier werden tussen 1946 en 1964, 18 expedities in de wateren rond Antarctica uitgevoerd.
De landen die meededen aan de walvisvaart hadden in 1946 de Internationale Walvisvaart Commissie opgericht en werd afgesproken hoeveel walvissen er per land gevangen mochten worden.
Op het moment dat Nederland de nieuwe Willem Bartensz II in gebruik nam besloot het I.W.C.
dat Nederland de vangst moest beperken, Nederland verliet boos het I.W.C.
In 1964 werd de nieuwe Willem Barentsz II aan Japan verkocht, het definitieve einde van de Nederlandse walvisvaart.
En zo kon het gebeuren dat dertig jaar later actievoerende schepen van Greenpeace zoals de Sirius
vanuit Nederland opereerden om bij Antarctica actie te gaan voeren tegen de Walvisvaart. 


Willem Barentsz