vrijdag 15 november 2019

De Onderzeedienst ten dienste van de wetenschap 1923-1937.




Professor Vening Meinesz en de K XVIII


De Onderzeedienst van de Koninklijke Marine bewees in de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw dat een onderzeeboot ook voor de wetenschap kon worden gebruikt, initiator was professor F.A. Vening Meinesz een Nederlands geofysicus en geodeet die baanbrekend werk verrichtte.
Zijn verdiensten lagen in het bedenken van een methode om nauwkeurig de zwaartekracht te meten.
Hij bedacht een methode om deze ook op zee te meten, door schommelingen ging dit niet op het water maar wel onder water. De onderzeeboot was daar uitermate geschikt voor vandaar dat Vening Meinesz bij de Marine terecht kwam en daar alle hulp kreeg.
Vening Meinesz werd in zowel Utrecht als in Delft buitengewoon hoogleraar, hij ging in 1957 met emeritaat.

Op 18 september 1923 vertrekt de K II samen met de K VII en K VIII naar Nederlands Indië voor de eerste keer gaat Vening Meinesz mee om onderweg zwaartekracht metingen te doen in Colombo gaat hij van boord om naar Nederland terug te keren.
De meest beroemdste tocht was die van de K XVIII (speciaal toegerust voor de tropische wateren), die van 14 november 1934 t/m 11 juli 1935 plaats vond.Tijdens de wereldreis die van Den Helder naar Soerabaja ging deed Vening Meinesz baanbrekend onderzoek veelal op 40 meter diepte.
Hij ontdekte dat in diepzeetroggen de aardkorst naar beneden afbuigt wat een asymmetrische zwaartekracht oplevert.
Zijn metingen werden later gebruikt om de theorie van de platentektoniek te ondersteunen, de theorie die verklaart waarom de continenten uit elkaar drijven.
De reis ging via den Helder, Buenos Aires, Kaapstad. Fremantle naar Soerabaja in totaal 23.000 zeemijl. Op 19 december werd door de K XVIII radiocontact gemaakt met de KLM "Snip" die op dat moment bezig was aan de bekende kerstvlucht naar de Antillen.
Met zijn lengte van 2 meter had de professor tijdens dit soort tochten speciaal verlof nodig omdat hij te lang was voor een onderzeeboot. De omstandigheden aan boord waren primitief, hoge temperaturen aan boord (tot wel 45 graden Celsius) en slechte ventilatie, vaak werd de ijsmachine aan boord gebruikt om de boot enigszins te koelen.
Tijdens de tocht met de O-16 tussen 11 januari en 6 april 1937 deed Vening Meinesz zijn 750ste zwaartekrachtmeting, de tocht ging via Horta, Bermuda, Norfolk naar Washington, tijdens deze reis
maakte de professor de 100.000 mijl vol die hij in krap 15 jaar per onderzeeboot had afgelegd.

Ter herinnering aan de tocht met de K XIII in 1926 werd een medaille uitgereikt, in totaal 38 stuks waarvan 1 bronzen en 37 zilveren exemplaren, aan veelal de bemanning.
Ter herinnering aan de tocht van de K XVIII werd door de Rijkscommissie voor Grondmeting en Waterpassing een zilveren medaille uitgereikt aan de 35 bemanningsleden, 10 opvarenden kregen tevens een Koninklijke onderscheiding.
In de hoofdingang van de Onderzeedienstkazerne in Den Helder werden 5 gebrandschilderde ramen geplaatst uit bijdragen van het Nederlandse volk.
Het in Soerabaja geplaatste raam gaf een uitbeelding van de tocht van de K XVIII waarbij een vergelijking werd gemaakt met de eerste scheepvaart naar Nederlands Indië door Cornelis Houtman aan boord van de Mauritius.

Gebrandschilderd raam in Soerabaja.