Republic F-84E/G Thunderjet |
De Thunderjet werd ontworpen door de hoofdontwerper van Republic Aviation, Alexander Kartveli, het moest de opvolger van de P-47 Thunderbolt worden.
De Thunderjet vloog voor het eerst in februari 1946 en had vanaf het begin allerlei problemen.
De F-84E maakte zijn eerste vlucht in mei 1949 de G versie kwam in 1951 in de lucht.
Nederland kreeg in het kader van het MDAP programma in 1951 de beschikking over 21 F-84E's en vanaf 1952 nog eens 166 F-84G Thunderjets.
De eerste Thunderjets werden op de vliegbasis Ypenburg officieel overgedragen aan de Koninklijke Luchtmacht, onder het toeziend oog van Generaal Eisenhouwer.
De F-84E Thunderjets kwamen in kratten in Rotterdam aan en moesten in elkaar worden gezet alvorens zij bij de squadrons 311 en 312 op de vliegbasis Volkel werden ingedeeld.
Vanaf 1952 werd de E versie omgeruild voor de G versie en werd ook het 313 squadron op Volkel en de squadrons 314, 315, 316 op de vliegbasis Eindhoven er mee uitgerust, het 306 squadron bleef met beide versies vliegen.
Vooral in het begin was er een gebrek aan alles: personeel, onderdelen, accu's en crash tenders.
Tijdens de periode dat de Thunderjet in dienst was van de Koninklijke Luchtmacht, gebeurden er tal van ernstige ongevallen, vaak met dodelijke afloop.
Op 5 juni 1952 vond tijdens een oefening op de Noordzee, een aanval van Thunderjets op een aantal schepen plaats waaronder Britse mijnenleggers, bij de derde schijnaanval boorde de DU-3 zich in een mijnenlegger waarbij de vlieger en alle 15 bemanningsleden van de mijnenlegger het leven lieten.
De Thunderjet had een kruissnelheid van 770 km per uur, de maximum snelheid was 960 km per uur,
het maximum vliegbereik was 3.200 km.
De toestellen vlogen in metallic met squadron kleur en een squadron code op de neus:
306 sqdrn rood TP, 311 sqdrn rood PP, 312 sqdrn blauw DU, 313 sqdrn TA/TR, 314 sqdrn rood 8T,
315 sqdrn blauw TB, en 316 sqdrn oranje TC.
Vanaf 1955 werden de Thunderjets ingeruild voor de Thunderstreak en wat betreft 306 squadron de Thunderflash.
Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg heeft een Thunderjet in haar collectie.
De Thunderjet vloog voor het eerst in februari 1946 en had vanaf het begin allerlei problemen.
De F-84E maakte zijn eerste vlucht in mei 1949 de G versie kwam in 1951 in de lucht.
Nederland kreeg in het kader van het MDAP programma in 1951 de beschikking over 21 F-84E's en vanaf 1952 nog eens 166 F-84G Thunderjets.
De eerste Thunderjets werden op de vliegbasis Ypenburg officieel overgedragen aan de Koninklijke Luchtmacht, onder het toeziend oog van Generaal Eisenhouwer.
De F-84E Thunderjets kwamen in kratten in Rotterdam aan en moesten in elkaar worden gezet alvorens zij bij de squadrons 311 en 312 op de vliegbasis Volkel werden ingedeeld.
Vanaf 1952 werd de E versie omgeruild voor de G versie en werd ook het 313 squadron op Volkel en de squadrons 314, 315, 316 op de vliegbasis Eindhoven er mee uitgerust, het 306 squadron bleef met beide versies vliegen.
Vooral in het begin was er een gebrek aan alles: personeel, onderdelen, accu's en crash tenders.
Tijdens de periode dat de Thunderjet in dienst was van de Koninklijke Luchtmacht, gebeurden er tal van ernstige ongevallen, vaak met dodelijke afloop.
Op 5 juni 1952 vond tijdens een oefening op de Noordzee, een aanval van Thunderjets op een aantal schepen plaats waaronder Britse mijnenleggers, bij de derde schijnaanval boorde de DU-3 zich in een mijnenlegger waarbij de vlieger en alle 15 bemanningsleden van de mijnenlegger het leven lieten.
De Thunderjet had een kruissnelheid van 770 km per uur, de maximum snelheid was 960 km per uur,
het maximum vliegbereik was 3.200 km.
De toestellen vlogen in metallic met squadron kleur en een squadron code op de neus:
306 sqdrn rood TP, 311 sqdrn rood PP, 312 sqdrn blauw DU, 313 sqdrn TA/TR, 314 sqdrn rood 8T,
315 sqdrn blauw TB, en 316 sqdrn oranje TC.
Vanaf 1955 werden de Thunderjets ingeruild voor de Thunderstreak en wat betreft 306 squadron de Thunderflash.
Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg heeft een Thunderjet in haar collectie.