donderdag 15 september 2016

1916 de geboorte van de tank.




Mark I male tank.


Het was in het begin van de Eerste Wereldoorlog al gauw duidelijk dat een loopgravenoorlog pas zou kunnen worden beëindigd als de loopgraven konden worden doorbroken. De Britten hadden al gebruik gemaakt van gepantserde bewapende auto's die door de Britse Marine Luchtvaart Dienst werden gebruikt om vliegvelden te beschermen en verkenningen uit te voeren. Aan het westelijk front konden deze auto's wegens de terreingesteldheid zich niet voortbewegen.
Winston Churchill speelde als minister van marine en deze een belangrijke rol, hij ging op zoek naar grotere machines die in staat zouden zijn vijandelijke loopgraven te doorbreken en zich door de modder te kunnen voortbewegen, hij noemde deze machines "landships". Een hoge officier verantwoordelijk voor de aanbouw van marineschepen werd het hoofd van het "landship committee".
Uiteindelijk kwam men op het idee de draaibare koepels van de pantser auto's op onderstellen met rupsbanden te plaatsen. Zo gebeurde het dus dat de marine bouwde aan een "landship" voor het leger.
Het leger zag er nog niets in, later zou de marine het ontwerp leveren op basis van de tactische en operationele specificaties van het leger waarna het ministerie van munitie voor de productie zou gaan zorgen. Het eerste ontwerp werd Little Willie dat nog niet in staat was een loopgraaf van twee meter over te steken. In januari 1916 werd de mark I getoond aan de legerleiding en de Koning, in februari volgde een eerste order van 100 exemplaren, tijd om te testen was er niet en geheimhouding was belangrijk de vijand moest niet op het idee worden gebracht om een soortgelijk wapen te ontwikkelen. Op 15 september 1916 werd de tank bij Flers-Courcellete ingezet, te vroeg en het aantal was te weinig, het verrassingselement was nu weg, binnen enkele maanden hadden  de Duitsers de beschikking over een anti tankgeweer (Mauser 12,8 mm).
De mark I had een besturing waarvoor 4 man nodig was, de zgn female tanks hadden alleen machinegeweren en de male tanks waren uitgerust met een kanon en bereikte een snelheid van 6 kilometer per uur. De mark IV werd ingezet tijdens de derde slag om Ieper en de slag bij Kamerik, waarbij een aantal tanks in Duitse handen viel. De mark V werd in de zomer van 1918 ingezet bij Hamel, Amiens en de Hindenburg linie. De Britten beschikten toen over 720 tanks, de Fransen over 176 en de Duitsers over 45 tanks ook de Canadezen en Amerikanen gingen de tank inzetten.
Van de mark VII en mark VIII werden er zo'n 70 geproduceerd, verdere aantallen werden geannuleerd anderen waren alleen een prototype of een schets op de tekentafel.
In de dertiger jaren in de aanloop na de Tweede Wereldoorlog werd de tank verder ontwikkeld en in enorme hoeveelheden door de Duitsers, Japanners en geallieerden ingezet.
Nadat na de Koude oorlog het belang van de tank minder werd is er nu weer een opbouw in het aantal tanks waar te nemen in de wereld met als laatste ontwikkeling de Russische T-14 Armata tank met onbemande geschutskoepel en een 3 koppige bemanning in een extra zwaar gepantserde capsule voor in de tank. In 2020 moeten er 2.300 zijn geproduceerd een zorgelijke ontwikkeling.