dinsdag 22 december 2015

de Beemster werelderfgoed

de Beemster 


Inklinking van het oorspronkelijk veen, stormvloeden en afkalving waren er de oorzaak van dat er in het Noordelijk gedeelte van het gewest Holland een aantal meren ontstonden.
Meren die zich langzaam uitbreidden en voor toenemende overlast zorgden rondom de dorpen en steden.
Tegelijkertijd was er de groeiende bevolking in de steden met de daaraan gekoppelde vraag naar meer voedsel. Door nu beiden te combineren d.w.z. van de meren landbouwgrond te maken zou men twee vliegen in een klap slaan.
In 1607 werd door een aantal investeerders bij de Staten van Holland een verzoek ingediend om het Beemstermeer te mogen droogmalen.
De investeerders waren afkomstig uit Amsterdam en Antwerpen (kooplieden) en den Haag (bestuurders) beiden groepen waren verenigd door de gebroeders Cromhout.
De totale kosten werden beraamd op 1,6 miljoen gulden. Tot de grootste investeerders behoorden de gebroeders van Oss uit Antwerpen, bij de kaveluitgifte verkregen zij bijna 1/7 van de nieuwe grond.
Eerst werd het Beemstermeer en haar oevers nauwkeurig in kaart gebracht het was toen 1607, toen moesten de bedijkers met het hoogheemraadschap onderhandelen over de afwatering, hierbij werd bedongen dat de bedijkers een afwateringskanaal naar Schardam zouden gaan bekostigen.
De geplande omringdijk werd op de oevers van het meer aangelegd, deze oevergronden moesten nu eerst worden aangekocht.
Na de aanleg van de ringdijk werd begonnen met het water uit het Beemstermeer weg te pompen
hiervoor werden 26 windwatermolens geplaatst, voor de technische uitvoering van het project werd Jan Adriaansz uit de Rijp aangetrokken zijn successen bezorgden hem de naam Leeghwater.
Een zware storm zorgde er in 1610 voor dat de polder weer volliep, er werden nog 14 windwatermolens bijgeplaatst, in de zomer van 1612 was het meer een polder geworden.
Voor de inrichting van de polder werd gekozen voor een rasterwerk van vierkanten gevormd door de waterlopen en wegen. In het midden van de polder werd een dorp gevestigd: Middenbeemster.
De Beemster was te nat voor de akkerbouw vandaar dat men er alleen weidegrond aantreft.
In het zuidelijke gedeelte van de polder zijn tussen 1883 en 1914  vijf fortificaties van de stelling van Amsterdam aangelegd (het fort Spijkerboor met draaikoepel geschut is te bezichtigen).
In 1999 werd de Beemster op de werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst waarbij een gedeelte nl.
de forten al in 1996 op de werelderfgoedlijst  van Unesco terecht kwam als onderdeel van de Stelling van Amsterdam.
Het bezoekerscentrum Beemster is gevestigd in Middenbeemster op het terrein van de voormalige boerderij Westerhem.