Kaag |
Dat Urk altijd van de visserij heeft bestaan is maar gedeeltelijk waar, het huidige Urk was in de middeleeuwen groter dan dat het in de jaren dertig van de vorige eeuw was.
Men leefde toen van de landbouw geleidelijk ging steeds meer land verloren door vloed en storm,
de zeespiegel steeg en steeds meer Urkers stapten van de landbouw over op de visserij.
In de 17e en 18e eeuw was landbouw geen hoofdmiddel meer van bestaan, men voorzag in het levensonderhoud door te vissen, wat toen geen vetpot was.
Tussen 1760 en 1770 beschikte men over rond de 45 schepen, de vis die werd gevangen werd in Amsterdam afgezet.
Rond 1800 heeft men al de beschikking over zo'n 60 grotere schepen waarmee voor de Noordzeekust wordt gevist, alleen in december en januari bleef men binnengaats, de winters waren streng, er kwamen jaren voor dat de gehele Zuiderzee was dicht gevroren en men niet eerder dan maart/april
weer kon gaan vissen.
Schepen waar de Urker vissers mee de zee opgingen:
Ever: vaartuig met een mast en een steile steven werd in Noord Duitsland gebouwd, werd vanwege zijn snelheid op de Noord en Oostzee ingezet, werd ermee gevist dan werd het zeil gestreken en werden de roeispanen gebruikt.
Kaag: Zeilschip met een mast dat vooral op de binnenvaart werd ingezet, uit dit vaartuig wat op een Tjalk lijkt zou zich de Urker schuit ontwikkelen.
Tjalk: zeilvaartuig met een platte bodem ronde boeg en zijzwaarden hieruit ontstond mede de schuit.
Voor 1870 gaven de Urkers mede de voorkeur aan de schuit daarna ging men over op de botter.
De visserij eiste vele levens, een storm kon er voor zorgen dat tientallen vissersschepen niet meer terug keerden.
Op de Noordzee werd veelal in de kustwateren, schelvis tarbot en kabeljauw gevangen, in het voorjaar en in de zomer werd in de Zuiderzee haring ansjovis en paling gevangen, later ging men ook in de Duitse bocht vissen.
Na 1915 vond de motorisering van de vissersvloot plaats, in 1940 beschikte men nog over ongeveer 70 schepen voor de Noordzee visserij, vele schepen werden door de Duitsers gevorderd.
Na de oorlog verdwenen de botters en werden er kotters aangeschaft die steeds groter van afmeting werden. Om vangst beperkingen te omzeilen werden een aantal schepen omgevlagd.
Daar de Urker visserij zich voornamelijk had toegelegd op visserij in de Noordzee bleef Urk na de afsluiting van de Zuiderzee als vissershaven overeind. (vele vissersplaatsen gingen over op andere middelen van bestaan).
Bij het ontstaan van de Noord-Oostpolder werd Urk aangesloten op het wegennet en verkreeg men via de weg toegang tot de zeehavens en kon de vis gevangen door de Urker vissers gemakkelijk worden aangevoerd.
De Urker visafslag die in de zestiger jaren van de 20ste eeuw werd geopend is de grootste van Nederland, ook is er een vis verwerkende industrie ontstaan.
De viskotters zijn te groot om de thuishaven te kunnen aandoen, vrachtwagens brengen de vis vanuit IJmuiden, Harlingen en Louwersoog direct naar de afslag.
In 1993 had de visafslag de grootste omzet van Europa en breidde zich steeds verder uit, ook de visverwerking, heden ten dage heeft Urk 55 vis veredeling bedrijven.
Schepen waar de Urker vissers mee de zee opgingen:
Ever: vaartuig met een mast en een steile steven werd in Noord Duitsland gebouwd, werd vanwege zijn snelheid op de Noord en Oostzee ingezet, werd ermee gevist dan werd het zeil gestreken en werden de roeispanen gebruikt.
Kaag: Zeilschip met een mast dat vooral op de binnenvaart werd ingezet, uit dit vaartuig wat op een Tjalk lijkt zou zich de Urker schuit ontwikkelen.
Tjalk: zeilvaartuig met een platte bodem ronde boeg en zijzwaarden hieruit ontstond mede de schuit.
Voor 1870 gaven de Urkers mede de voorkeur aan de schuit daarna ging men over op de botter.
De visserij eiste vele levens, een storm kon er voor zorgen dat tientallen vissersschepen niet meer terug keerden.
Op de Noordzee werd veelal in de kustwateren, schelvis tarbot en kabeljauw gevangen, in het voorjaar en in de zomer werd in de Zuiderzee haring ansjovis en paling gevangen, later ging men ook in de Duitse bocht vissen.
Na 1915 vond de motorisering van de vissersvloot plaats, in 1940 beschikte men nog over ongeveer 70 schepen voor de Noordzee visserij, vele schepen werden door de Duitsers gevorderd.
Na de oorlog verdwenen de botters en werden er kotters aangeschaft die steeds groter van afmeting werden. Om vangst beperkingen te omzeilen werden een aantal schepen omgevlagd.
Daar de Urker visserij zich voornamelijk had toegelegd op visserij in de Noordzee bleef Urk na de afsluiting van de Zuiderzee als vissershaven overeind. (vele vissersplaatsen gingen over op andere middelen van bestaan).
Bij het ontstaan van de Noord-Oostpolder werd Urk aangesloten op het wegennet en verkreeg men via de weg toegang tot de zeehavens en kon de vis gevangen door de Urker vissers gemakkelijk worden aangevoerd.
De Urker visafslag die in de zestiger jaren van de 20ste eeuw werd geopend is de grootste van Nederland, ook is er een vis verwerkende industrie ontstaan.
De viskotters zijn te groot om de thuishaven te kunnen aandoen, vrachtwagens brengen de vis vanuit IJmuiden, Harlingen en Louwersoog direct naar de afslag.
In 1993 had de visafslag de grootste omzet van Europa en breidde zich steeds verder uit, ook de visverwerking, heden ten dage heeft Urk 55 vis veredeling bedrijven.
Tjalk |
Boomkor kotter |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten