vrijdag 31 maart 2017

Arendsoog

het eerste deel van Arendsoog

Op de lagere school was er in de jaren 60 een medescholier,uit een gezin met veel jongens, waar iedereen een beetje jaloers op was.Wat was namelijk het geval, het gezin had thuis alle boeken van Arendsoog iets wat in die tijd wel heel bijzonder was.

Jan Nowee werd in 1901 in Arnhem geboren als zoon van Jacobus Nowee een winkelier en Carolina Borsten. Jan werd later onderwijzer in den Haag en klom later op tot hoofdonderwijzer, hij had al enkele educatieve en kinderboeken geschreven alvorens hij met Arendsoog begon.
Tijdens zijn vrije tijd deed Jan vrijwilligers werk in de plaatselijke bibliotheek en was er achter gekomen dat er veel vraag was naar western verhalen naast de verhalen van Karl May was er op dat gebied bar weinig te lezen. Jan Nowee begreep al gauw dat er voor de wat jongere lezers behoefte was aan avontuurlijke boeken die in het wilde westen zouden afspelen. Zo zag Arendsoog en ook Witte Veder het levenslicht. Tussen het begin in 1935 en zijn overlijden in 1958 verschenen er 19 boeken over de avonturen van Arendsoog, het eerste deel heette toepasselijk "Arendsoog" het laatste deel van zijn hand "De jacht op de grijze hengst".
De KRO besloot in 1950 een hoorspel gebaseerd op Arendsoog uit te zenden (Nowee had toen drie boeken geschreven) dat zorgde ervoor dat de boeken over Arendsoog populair werden.
Arendsoog is de bijnaam van Bob Stanhope een Amerikaanse veehouder werkzaam op de S-Ranch uit Mining Valley in Arizona die vanwege zijn scherpe ogen deze bijnaam van de indianen kreeg.
Witte Veder zijn indiaanse vriend heeft een zeer goed gehoor. Beiden zijn uitmuntende schutters, de verhalen zijn in feite detective verhalen die spelen in het wilde westen, verhalen die spelen in de tweede helft van de 19e eeuw.
In de loop van de jaren illustreerden een aantal tekenaars de boeken: Gerrit Stapel, Hans G. Kresse, Herry Behrens, Jan Huizinga, Jan Sonneborn, Piet Broos en Wouter Tulp.
Paul Nowee een zoon van Jan Nowee, journalist, besluit het 20ste deel "Arendsoog en de goudkoorts" begonnen door zijn vader verder af te maken, hij krijgt de smaak te pakken en besluit zijn journalistieke loopbaan vaarwel te zeggen, het 21ste deel dat geheel door hem is geschreven heet "Het geheim van de zonderling" er volgen hierna nog 43 boeken met als laatste deel "Arendsoog premiejager?" In 1973 kreeg Paul Nowee een gouden boek uitgereikt n.a.v. het 3 miljoenste Arendsoog boek, de boeken werden naast het Nederlands vertaald in het Duits, Fins, Zweeds en Italiaans. Ook schreef Paul Nowee enkele stripversies van Arendsoog o.a. voor het striptijdschrift Pep. Paul Nowee stierf in 1993 op 57 jarige leeftijd in den Haag in zijn testament stond dat niemand nog een vervolg op Arendsoog mocht schrijven.
Zowel vader Jan als zoon Paul Nowee waren nooit in de Verenigde Staten geweest!

vrijdag 24 maart 2017

Gevlogen in Nederland: Fokker S-11 Instructor.

Fokker S-11 Instructor "Fokker Four"

De Fokker S-11 Instructor is het tweede ontwerp van Fokker na de Tweede Wereldoorlog.
Het prototype van dit eenmotorig lesvliegtuig werd op 18 december 1947 door Fokker testpiloot Gerben Sonderman ingevlogen.
Kenmerkend voor deze laagdekker is de grote cockpit, waarin de instructeur en leerling naast elkaar zitten, als mede de geknikte poten van het landingsgestel.
Achter bovengenoemde zitplaatsen is ruimte voor een derde stoel, bagage of een extra brandstoftank.
De S-11 werd aan de luchtmachten van Nederland, Israël, Brazilië, Paraguay en Bolivia verkocht.
In Italie werden er 180 toestellen in licentie gebouwd als Macchi M.416 en in Brazilië 100 toestellen als T.21. De Fokker fabrieken produceerden er 100 stuks.

In Nederland werd de Fokker S-11 Instructor aangeschaft als opvolger van de Tiger Moth en wel voor de Elementaire Vlieg Opleiding van de Koninklijke Luchtmacht op de vliegbasis Woensdrecht  en
later op Gilze-Rijen.
In 1950 werden de eerste toestellen van de in totaal 39 stuks afgenomen.
De toestellen waren voorzien van de registraties E-1 t/m E-39 en waren in gele kleur met oranje day glow gespoten. De Marine Luchtvaart Dienst leende in eerste instantie negen S-11's.
Later werden deze toestellen definitief overgenomen  en voorzien van een M.L.D. nummering 174 t/m 179 en 197 t/m 199 de toestellen werden gestationeerd bij het VSQ 9 op het marine vliegkamp de Kooy. Op 3 september 1973 werden de laatste twaalf Luchtmacht toestellen uit dienst gesteld.
Sinds 1982 bestaat er in Nederland de Stichting "Fokker Four" dat met vier S-11 Instructors is uitgerust en demonstraties verzorgt in binnen en buitenland.
Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg heeft  2 S-11's in haar collectie nl. de E-22 en E-24.



vrijdag 17 maart 2017

De schepper van de Kronkels: Simon Carmiggelt.

Simon Carmiggelt

Wie kent niet de "Kronkels" in het Parool, het voorlezen uit eigen werk voor de radio en later de televisie, droog met lichte humor en milde ironie. Simon Carmiggelt wiens werk op menige buitenlandse universiteit waar Nederlands wordt gedoceerd, gebruikt wordt.
Simon Carmiggelt werd op 7 november 1913 in den Haag geboren, op de lagere school viel hij al op door de opstellen die hij maakte, in 1926 werd hij naar de Handelsschool gestuurd in de 2e klas werd hij redacteur van het twee wekelijkse schoolblad, door dit schoolblad kwam hij niet aan zijn huiswerk toe, hij bleef zitten en werd van school gehaald, Simon wil vanaf dat moment journalist worden iets wat hij zijn verdere leven in bemerkte mate altijd een beetje is gebleven.
Hij begint als onbezoldigd medewerker bij "het vaderland", van daar naar assistent redacteur van de Verenigde Persbureaux, eind 1931 solliciteert hij bij de Haagse editie van het Volk,  de "Vooruit" en wordt aangenomen. Tussen 1935 en 1939 werkt hij als anti-Duits journalist op 9 maart 1936 verschijnt de eerste voorloper van de Kronkel het cursiefje "Kleinigheden". Tussen 1937 en 1938 onderneemt Simon Carmiggelt enkele reizen naar onder meer Belgrado, München en Praag en ondervind onderweg het Nationaal Socialisme.
Vlak voor de oorlog worden zijn "Kleinigheden" gebundeld en verschijnt zijn eerste boek:"50 Dwaasheden". In 1942 verschijnt een detective roman van zijn hand "Johan Justus Jacob" eind 1942 raakt hij betrokken bij het Parool een illegaal blad, in 1943 verhuist de familie Carmiggelt naar Amsterdam. Na de oorlog krijgt Simon Carmiggelt de leiding over de kunst rubriek, zijn eerste "Kronkel" verschijnt op 24 oktober 1946 er zullen er ruim 10.000 volgen!
De wat langere verhalen verschijnen in Vrij Nederland "Nutteloze notities" genaamd.
Tussen 1948 en 1956 verschijnen er drie verzenbundels onder de naam: "Karel Brallepoot".
De kroegenverhalen van Carmiggelt worden hem bijna noodlottig als hij in 1972 een drank probleem heeft.
Samen met Annie M.G. Schmidt verzorgt Carmiggelt jarenlang lezingen door Nederland, ook schrijft hij teksten voor documentaires van Bert Haanstra en teksten voor de cabaretiers Kan en Zonneveld.
Simon Carmiggelt leest wekelijks voor uit eigen werk voor de VARA radio en doet dit maandelijks voor de VARA televisie, de herkenningsmelodie "in a sentimental mood" blijft voor altijd met Carmiggelt verbonden.
Typering van mensen, dagelijkse werkelijkheid en zijn vermogen om met een enkele zin de atmosfeer van de omgeving te schetsen, beeldend woord gebruik (echt een journalist). met het voorlezen uit eigen werk komt de milde ironie en de mate van droogheid meer nog tot zijn recht.
Een aantal schrijvers zijn van invloed op de schrijfstijl van Carmiggelt geweest: Elsschot en Heijermans, Carmiggelt zag de gebeurtenissen van alledag met het oog van een journalist.
Als een Kronkel klaar was deponeerde hij het in een speciaal aangebracht busje onder de deurbel , waar de koerier van het Parool het kon ophalen.
Carmiggelt leed aan ouderdomsdiabetes en toen zijn vrouw alle aandacht vroeg vanwege haar toenemende blindheid verwaarloosde hij zijn diabetes wat hem noodlottig werd, hij stierf in Amsterdam op 30 november 1987.

Simon Carmiggelt ontving tal van literaire prijzen tijdens zijn leven: in 1953 een prijs van de Jan Campert Stichting, in 1961 de Constantijn Huygens prijs, in 1967 de 5 jaarlijkse prijs van de Amsterdamse Boekverkoper Vereniging en in 1974 de P.C. Hooft prijs gevolgd in 1975 door de Edo Bergsma ANWB prijs en de J.P. van Praag prijs.

In de Steeg staat een prachtig monument ter ere van deze schrijver Simon en zijn vrouw Tiny zittend op een bankje. In het Wetering plantsoen is een borstbeeld van de schrijver te vinden.








zaterdag 11 maart 2017

Molen 't Noorden op Texel.

Molen "het Noorden" Texel.


Wie vanaf Oosterend de weg langs de Waddenzeedijk volgt richting de Cocksdorp komt langs de dijk een molen tegen (een zgn. achtkantige bovenkruier). De molen "het Noorden" werd in 1878 gebouwd en bemaalde een polder van de zelfde naam groot 791 ha. De molen staat op de plek waar vroeger een inham was tussen de polder Eijerland en het aan de oostkant gelegen oude land van Texel ( met daarop de vuurtoren en het dorp de Cocksdorp).De inham werd toen afgesloten met een zeedijk met daarin een afwateringssluis die vandaag de dag nog zichtbaar is. De zeedijk kwam in 1876 gereed, het droog gelegen gebied was veel te vochtig, besloten werd tot bemaling. In het zuidwestelijk gedeelte van de nieuwe polder "het Noorden" werden twee kleine houten molentjes geplaatst, dit bleek volstrekt onvoldoende, er werd toen tot de bouw van de huidige molen besloten, waarvan op 12 augustus 1878 de eerste steen werd gelegd (kosten Hfl. 31.090). In 1913 werd naast de molen een hulpgemaal geplaatst dat werd aangedreven door een oliemotor. Het hulpgemaal nam de jaren daarna de taken van de molen over. De molen werd vanwege allerlei storingen in 1923 stilgezet. In 1928 werd besloten tot herstel en in december van dat jaar werd de molen weer in gebruik genomen. In 1949 raakte de molen weer defect en werd besloten het hulpgemaal van een sterkere motor te voorzien, de molen was niet meer nodig. Door tussenkomst van de vereniging "De Hollandsche Molen" werd de molen hersteld en kwam eind 1950 weer in gebruik. In 1965 kwam er definitief een einde aan het gebruik als bemalingsmolen. De spuisluis in de dijk moest vanwege het op Delta-hoogte brengen van de Waddenzeedijk worden afgesloten. In 1970 werd de molen overgedragen aan de vereniging "De Hollandsche Molen" in zowel 1974 als in 1991 vonden er renovatie werkzaamheden plaats. Er is nu een rond maal circuit aangelegd, de molen pompt het water uit de polder dat vervolgens wordt geloosd in de molenkolk en via een sluis onder het voormalig hulpgemaal naar het polderkanaal teruggevoerd.
Vermeldenswaardig is dat het grondwater onder het eiland brak is, toen er nog niet overal een waterleiding was op het eiland, ving de molen het zoete regenwater op dat vervolgens in een put onder de molen terecht kwam. De inwoners konden daar hun drinkwater uit betrekken.
Af en toe draait de molen, belangstellenden zijn dan welkom, ook is hij op afspraak van binnen te bezichtigen. adres: Stuifweg 4, Oosterend.


donderdag 2 maart 2017

Albert Gillis von Baumhauer bouwer van de eerste Nederlandse helikopter.

Albert Gillis von Baumhauer luchtvaartpionier 1891-1939


Albert Gillis von Baumhauer werd op 10 oktober in Herenveen geboren(het jaar dat Otto Lilienthal zijn eerste zweefvlucht maakte van 25 meter). Albert studeerde aan de TH-Delft waarna hij in Gottingen enige tijd Aerodynamica studeerde daarna vervolgde hij zijn studie aan de TH van Zurich, waar hij de professoren Theodor van Karman en Ludwig Prandtl ontmoette beide experts op wiskunde en luchtvaart gebied. In 1910 ging von Baumhauer voor de Nederlandse Automobiel en vliegtuigfabriek Spyker werken, in 1919 werd hij hoofd ingenieur bij van Berkel's patent en was daar verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het van Berkel W-B watervliegtuig bestemd voor de Marine Luchtvaart Dienst. Nadat de afdeling luchtvaart bij van Berkel werd gesloten ging hij voor de Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart werken waar hij enige jaren adjunct directeur werd, in deze periode beproefde hij een aantal vliegtuigen en deed onderzoek naar vliegveiligheid. In de jaren 1924-1930 experimenteerde hij met een zelf ontworpen helikopter op Soesterberg de eerste testvlucht vond plaats in september 1925, testvlieger was luitenant F.H. van Heijst aanleiding was een prijsvraag uitgeschreven door het Britse ministerie van Luchtvaart voor de bouw van een helikopter die in een gesloten circuit moest kunnen vliegen met een snelheid van 100 kilometer per uur. Op 10 februari 1926 lukte het van Heijst de helikopter 5 minuten in de lucht te houden. Later in 1926 worden de experimenten naar Schiphol verplaatst waar von Baumhauer tot in 1930 verder experimenteert. In 1930 lukt het hem zelf een half uur met de helikopter te vliegen, de volgende dag stort de helikopter neer en is er geen geld meer om verder te gaan, von Baumhauer's ontwerp beïnvloed daarna wel de verdere ontwikkeling van de helikopter.
In 1937 werd hij werkzaam bij het de luchtvaartdienst van het ministerie van Waterstaat, hier kreeg hij als ingenieur de taak nieuwe vliegtuigtypes te inspecteren en te testen wat hem later noodlottig wordt. Op 18 maart 1939 (het jaar dat de eerste straaljager het luchtruim kiest) verongelukt hij in de V.S. tijdens een testvlucht van een Boeing Stratoliner dat hij samen met KLM onderdirecteur Guilonard (de KLM had interesse in de Stratoliner) en mensen van Boeing inspecteerde, tijdens de testvlucht komen alle inzittenden om het leven. Albert Gillis von Baumhauer werd slechts 47 jaar en mocht niet meer mee maken dat hij tot professor aan de TU Delft zou worden benoemd.

Zij oudste zoon Eduard komt in 1941 om bij een poging naar Engeland te vluchten.

werkzaamheden aan de helikopter van von Baumhauer