Hr.Ms. de Zeven Provinciën |
Toen ik in de jaren zestig van de vorige eeuw tijdens de vlootdagen van de Koninklijke Marine op het dek van de kruiser "de Zeven Provinciën" stond had ik niet kunnen vermoeden dat dit schip bijna vijftig jaar later een onderwerp voor een blog zou zijn. De vlootdagen van toen waren anders dan nu, bij sommige schepen mocht je op het dek lopen binnen kijken was er niet echt bij, naast wat onderzeebootjagers en oude fregatten was er niet zo veel te zien en het weer werkte in die tijd ook vaak tegen. Het geschut van de kruiser ja dat zag er indrukwekkend uit, vele jaren later kwam ik er achter dat de kiel van deze kruiser samen met haar zusterschip al voor de Tweede Wereldoorlog was gelegd. In 1938 was toestemming verleend om twee nieuwe kruisers te bouwen voor de modernisering en versterking van de vloot in Nederlands Indië, de lengte werd bepaald op 185,7 meter, de schepen zouden worden uitgerust met 10 kanonnen van 150 mm, met tevens luchtdoelgeschut, mitrailleurs en torpedolanceerbuizen. De kiel voor de Zeven Provinciën werd op 19 mei 1939 gelegd bij de R.D.M. in Rotterdam, de kiel voor de Ruyter werd op 5 november 1939 bij Wilton Feijenoord gelegd. Het geschut werd bij Bofors besteld maar werd in 1940 door de Duitse inval geannuleerd. De Kriegsmarine had uiteraard belangstelling voor de casco's van de schepen, beide schepen kregen al gauw een naam: kreuzer Holland en kreuzer Eendracht, door een aangepaste voorsteven werd de lengte 1,62 meter vergroot. In 1943 werden de bouwwerkzaamheden gestaakt. Op 24 december werd de Eendracht te water gelaten, de Duitsers wilden het casco in de laatste fase van de oorlog gebruiken als blokkeerschip in de Nieuwe Waterweg zo ver kwam het niet.
Beide casco's werden in mei 1945 onbeschadigd teruggevonden. Na de Tweede Wereldoorlog werden de ontwerpen van de kruisers gewijzigd opdat de schepen zouden voldoen aan de eisen van de moderne oorlogsvoering. De bewapening werd gewijzigd in 8 x 152mm kanons, de Eendracht werd als eerbetoon aan de op 28 februari 1942 gezonken kruiser de Ruyter, herdoopt in de Ruyter.
Voor de doop werden de schepen omgewisseld dit op verzoek van de werf Wilton Feijenoord dat op deze manier een derde de Ruyter liet dopen. De Zeven Provinciën werd op 17 december 1953 in dienst gesteld en werd verschillende malen vlaggenschip voor smaldeel 5 en 1. Beide kruisers kenden een voor die tijd uitgebreide uitrusting met operatiekamer/ziekenboeg, wasserij, keuken enz.
De airconditioning was slecht en viel regelmatig uit, varen op hoge snelheid bij slecht weer was uit den boze vanwege trillingen aan boord. Beide schepen hadden goede sensoren en een grote actieradius, echter door onvoldoende personeel (machinisten) was men vaak genoodzaakt op een ketel te varen. Granaten van 50 kilo moesten met handkracht naar het geschut worden verplaatst, het geschut raakte al snel verouderd, in het kader van het MDAF hulpprogramma werd de Zeven Provinciën uitgerust met het Terrier geleide wapensysteem, in 1962 begon de verbouwing die 2 jaar duurde, hierbij werden de twee achterste geschuttorens verwijderd. In 1964 werd aangekondigd dat beide kruisers uit de sterkte zouden worden afgevoerd. De NAVO ging vanwege de Sovjet dreiging inzetten op het openhouden van aanvoerlijnen tussen de V.S. en Europa en daar had men met kruisers niets aan. Op 17 oktober 1975 werd de Zeven Provinciën uit dienst gesteld, de Ruyter was in 1973 al voor gegaan en aan Peru verkocht. Ook de Zeven Provinciën werd verkocht en wel op 17 augustus 1976 aan Peru en werd omgedoopt tot Almirante Aguirre. De verbouwing vond bij de R.D.M. werf plaats waarbij het achterdek een hangar kreeg voor twee Sea King helikopters, het Terrier systeem moest aan de V.S. worden terug gegeven. Op 31 oktober 1977 vertrok de voormalige Zeven Provinciën voor de laatste keer uit de Nederlandse wateren op weg naar Peru. In 1999 werd de kruiser door de Peruaanse marine buiten gebruik gestelden en in 2000 voor de sloop verkocht.
De airconditioning was slecht en viel regelmatig uit, varen op hoge snelheid bij slecht weer was uit den boze vanwege trillingen aan boord. Beide schepen hadden goede sensoren en een grote actieradius, echter door onvoldoende personeel (machinisten) was men vaak genoodzaakt op een ketel te varen. Granaten van 50 kilo moesten met handkracht naar het geschut worden verplaatst, het geschut raakte al snel verouderd, in het kader van het MDAF hulpprogramma werd de Zeven Provinciën uitgerust met het Terrier geleide wapensysteem, in 1962 begon de verbouwing die 2 jaar duurde, hierbij werden de twee achterste geschuttorens verwijderd. In 1964 werd aangekondigd dat beide kruisers uit de sterkte zouden worden afgevoerd. De NAVO ging vanwege de Sovjet dreiging inzetten op het openhouden van aanvoerlijnen tussen de V.S. en Europa en daar had men met kruisers niets aan. Op 17 oktober 1975 werd de Zeven Provinciën uit dienst gesteld, de Ruyter was in 1973 al voor gegaan en aan Peru verkocht. Ook de Zeven Provinciën werd verkocht en wel op 17 augustus 1976 aan Peru en werd omgedoopt tot Almirante Aguirre. De verbouwing vond bij de R.D.M. werf plaats waarbij het achterdek een hangar kreeg voor twee Sea King helikopters, het Terrier systeem moest aan de V.S. worden terug gegeven. Op 31 oktober 1977 vertrok de voormalige Zeven Provinciën voor de laatste keer uit de Nederlandse wateren op weg naar Peru. In 1999 werd de kruiser door de Peruaanse marine buiten gebruik gestelden en in 2000 voor de sloop verkocht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten