vrijdag 30 september 2016

Edwin Powell Hubble de naamgever van de Hubble telescoop.

Edwin Powell Hubble

Edwin Powell Hubble werd op 20 november 1889 in Marshfield V.S. geboren, aan de Universiteit van Chicago studeerde hij wiskunde en astronomie en leverde sportieve prestaties op het gebied van hoogspringen. Hij ging met een studiebeurs naar Oxford in het V.K. waar hij Spaans en rechten studeerde hij behaalde er een M.A. graad.
Terug in de V.S. werd hij leraar, basketbaltrainer en advocaat, in 1916 ging hij naar het Yerkes observatorium van de Universiteit van Chicago waar hij in 1917 de doctorstitel behaalde met het proefschrift:"Fotografisch onderzoek naar zwakke nevels", daarna ging hij een jaar naar de universiteit van Cambridge om zijn kennis in Astronomie verder te ontwikkelen.
In 1919 vertrok hij naar Californië waar hij bij het Mount Wilson  Observatory, dat deel uit maakt van het Carnegie Instituut in Pasadena, ging werken, hij zou dat tot zijn plotselinge dood in 1953 blijven doen. Toen zijn werkzaamheden in 1919 begonnen werd de 100 inch Hooker telescoop net voltooid, het was toen de krachtigste telescoop ter wereld.
Met deze telescoop deed Hubble verschillende waarnemingen:
Nevelvlekken die eerder waren waargenomen maakten geen deel uit van ons Melkwegstelsel maar waren zelf sterrenstelsels die buiten het Melkwegstelsel lagen.
Met de Hooker telescoop vond Hubble pulserende veranderlijke sterren in verschillende sterrenstelsels. Hubble stelde in 1926 een classificatie systeem voor sterrenstelsels op, deze is tot op de dag van vandaag het meest gebruikte systeem om sterrenstelsels te classificeren.
Ook ontdekte Hubble een rechtlijnig verband tussen de roodverschuiving van verre Melkwegstelsels
en hun afstand, de zgn. wet van Hubble, een ondersteuning van de theorie van het uitdijend heelal.
In 1949 kreeg hij een hartaanval waarna hij zijn tempo aanpaste.
Hubble zette zich in om astronomie als deel van de natuurkunde te laten erkennen. Het Nobel Comité
stemde hier in 1953 mee in, astronomen maakten nu ook kans een Nobelprijs te ontvangen, voor Hubble zelf kwam dit te laat.
De maanden voor zijn dood kon Hubble nog gebruik maken van de 200 inch Hale telescoop in het Palomar observatorium dat zojuist door het Caltec instituut was voltooid.
Edwin Hubble overleed op 28 september 1953 aan de gevolgen van een beroerte, een begrafenis werd niet gehouden omdat zijn vrouw dat niet wilde, ook is zijn laatste rustplaats niet bekend.
Zo raakte de persoon Hubble enige tijd in de vergetelheid totdat de NASA besloot een te lanceren ruimte telescoop naar hem te vernoemen.
De Hubble ruimtetelescoop werd in 1990 gelanceerd en voorziet ons al meer dan 25 jaar van prachtige beelden uit het heelal.

vrijdag 23 september 2016

Dorus Rijkers.

Dorus Rijkers

Theodorus Rijkers beter bekend als Dorus Rijkers is de bekendste redder van schipbreukelingen.
Dorus Rijkers werd op 28 januari 1847 geboren, toen hij 12 jaar oud was verliet hij school.
Hij was manusje van alles, van loopjongen bij de kruidenier tot los werkman in de haven die daar allerlei losse karweitjes verrichtte.
Omdat dit soort mensen moeilijk kon rondkomen zochten zij bijbaantjes zoals jutten of het redden van drenkelingen, Dorus koos voor het laatste.
Als 20er trouwde hij met de vissers weduwe Kuipers en werd zo stiefvader van zes kinderen, zelf voegde hij daar een dochter aan toe, een dochter die hem op z'n oude dag zou gaan verzorgen.
In 1872 redde Dorus met een eigen boot alle 25 bemanningsleden van de bark Australia, mede dankzij deze reputatie werd hij schipper op de roeireddingboot van de N.Z.H.R.M.
Tussen 1876 en 1911 maakte Dorus 38 tochten met Beeching-Peake zelfrichters van 10,9 lang voortbewogen met spierkracht, waarbij 497 mensen werden gered.
Meest spectaculair was de redding op 7 december 1887 van de bemanning van de Duitse bark Renown die vast liep op de Keizersbult ten westen van de Haakse gronden, Dorus redde in drie dagen tijd 20 van de 25 bemanningsleden onder de meest erbarmelijke omstandigheden.
Dorus Rijkers werd benoemd tot broeder in de orde van de Nederlandse Leeuw en ontving uit dank van de Duitse keizer een gouden horloge. Op zijn 64ste was hij gedwongen te stoppen, het roeien was hem te zwaar geworden.
Tot ver in zijn zeventigste had Dorus allerlei baantjes om te kunnen overleven, zo moest hij een gouden medaille verkopen om een fiets te kunnen aanschaffen, aan het broederschap was een klein pensioen verbonden . In 1923 werd het "Helden der zee fonds Dorus Rijkers" opgericht om geld in te zamelen voor oud redders en hun nabestaanden.
De begrafenis van Dorus Rijkers leek volgens de media op een staatsbegrafenis, hij werd als een nationale held op Loosduinen begraven.
De dood van Dorus Rijkers op 19 april 1928 was aanleiding tot oprichting van een monument dat in de persoon van Dorus alle zeeredders zou eren.Het werd op 4 juni 1935 door koningin Wilhelmina onthuld en bestaat uit een carillon met een 30 tal klokken en staat op het Helden der Zeeplein in den Helder, in 1999 werd het grondig gerestaureerd. Op 15 juli 1939 kreeg Dorus Rijkers een bronzen buste vlakbij het monument.

In 1923 werd in opdracht van de N.Z.H.R.M. bij de Roland werf bij Bremen een motorreddingboot gebouwd dat werd vernoemd naar Dorus Rijkers, hij zelf was  bij de indiensttreding aanwezig. Het schip bleef tot in 1965 in dienst van de reddingsmaatschappij, in de 290 keer dat het schip voor een redding uitvoer werden in totaal 659 mensen gered. Het schip werd in 2009 gerestaureerd en is eigendom van de Stichting Instandhouding Motorreddingboot Dorus Rijkers. Sinds 1997 is er een nieuwe Dorus Rijkers reddingboot van het Johannes Frederik type in dienst bij de K.N.R.M.
Het Nationaal Reddingsmuseum in den Helder werd in 1981 naar Dorus Rijkers vernoemd, thans is het vernieuwde museum gehuisvest in de museumhaven Willemsoord.

Dorus Rijkers


donderdag 15 september 2016

1916 de geboorte van de tank.




Mark I male tank.


Het was in het begin van de Eerste Wereldoorlog al gauw duidelijk dat een loopgravenoorlog pas zou kunnen worden beëindigd als de loopgraven konden worden doorbroken. De Britten hadden al gebruik gemaakt van gepantserde bewapende auto's die door de Britse Marine Luchtvaart Dienst werden gebruikt om vliegvelden te beschermen en verkenningen uit te voeren. Aan het westelijk front konden deze auto's wegens de terreingesteldheid zich niet voortbewegen.
Winston Churchill speelde als minister van marine en deze een belangrijke rol, hij ging op zoek naar grotere machines die in staat zouden zijn vijandelijke loopgraven te doorbreken en zich door de modder te kunnen voortbewegen, hij noemde deze machines "landships". Een hoge officier verantwoordelijk voor de aanbouw van marineschepen werd het hoofd van het "landship committee".
Uiteindelijk kwam men op het idee de draaibare koepels van de pantser auto's op onderstellen met rupsbanden te plaatsen. Zo gebeurde het dus dat de marine bouwde aan een "landship" voor het leger.
Het leger zag er nog niets in, later zou de marine het ontwerp leveren op basis van de tactische en operationele specificaties van het leger waarna het ministerie van munitie voor de productie zou gaan zorgen. Het eerste ontwerp werd Little Willie dat nog niet in staat was een loopgraaf van twee meter over te steken. In januari 1916 werd de mark I getoond aan de legerleiding en de Koning, in februari volgde een eerste order van 100 exemplaren, tijd om te testen was er niet en geheimhouding was belangrijk de vijand moest niet op het idee worden gebracht om een soortgelijk wapen te ontwikkelen. Op 15 september 1916 werd de tank bij Flers-Courcellete ingezet, te vroeg en het aantal was te weinig, het verrassingselement was nu weg, binnen enkele maanden hadden  de Duitsers de beschikking over een anti tankgeweer (Mauser 12,8 mm).
De mark I had een besturing waarvoor 4 man nodig was, de zgn female tanks hadden alleen machinegeweren en de male tanks waren uitgerust met een kanon en bereikte een snelheid van 6 kilometer per uur. De mark IV werd ingezet tijdens de derde slag om Ieper en de slag bij Kamerik, waarbij een aantal tanks in Duitse handen viel. De mark V werd in de zomer van 1918 ingezet bij Hamel, Amiens en de Hindenburg linie. De Britten beschikten toen over 720 tanks, de Fransen over 176 en de Duitsers over 45 tanks ook de Canadezen en Amerikanen gingen de tank inzetten.
Van de mark VII en mark VIII werden er zo'n 70 geproduceerd, verdere aantallen werden geannuleerd anderen waren alleen een prototype of een schets op de tekentafel.
In de dertiger jaren in de aanloop na de Tweede Wereldoorlog werd de tank verder ontwikkeld en in enorme hoeveelheden door de Duitsers, Japanners en geallieerden ingezet.
Nadat na de Koude oorlog het belang van de tank minder werd is er nu weer een opbouw in het aantal tanks waar te nemen in de wereld met als laatste ontwikkeling de Russische T-14 Armata tank met onbemande geschutskoepel en een 3 koppige bemanning in een extra zwaar gepantserde capsule voor in de tank. In 2020 moeten er 2.300 zijn geproduceerd een zorgelijke ontwikkeling.

vrijdag 9 september 2016

Gevlogen boven Nederland: Republic RF-84F Thunderflash

Republic RF-84F Thunderflash, 306 squadron


De RF-84F Thunderflash is de fotoverkenner versie van de F-84F Thunderstreak.
De luchtinlaten in de neus van de Thunderstreak werden verplaatst naar de vleugels aan de rompzijde.
De fotocamera's, 15 in totaal werden in de neus geplaatst, het toestel behield zijn vier machineguns.
Daar de Thunderflash (Ie vlucht februari 1952) bijna het zelfde functioneerde als de Thunderstreak, kreeg het de zelfde vertragingen om productie en motorproblemen te verwerken.
Het toestel werd pas in maart 1954 operationeel verklaard en deed na 1957 binnen de USAF geen dienst meer. Echter in 1961 werd een aantal weer in dienst genomen in verband met spanningen in de Koude Oorlog, rond de Berlijnse muur en tijdens de Cuba crisis.
Nederland kreeg in 1954 in het kader van het MDAP programma de beschikking over 24 RF-84F Thunderflashes. Zij kwamen vanaf 4 april 1956 in dienst bij het 306 squadron, dat destijds op Laarbruch in West Duitsland was gestationeerd. De nieuwe toestellen afkomstig vanaf de V.S. werden per trein aangevoerd via de haven van Rotterdam.
Het personeel van het 306 squadron deed op de USAF basis Sembach ervaring op de Thunderflash op, voor trainingsdoeleinden kreeg het squadron de beschikking over drie RT-33's.
Het 306 squadron ging in december 1957 naar Deelen en vandaar in 1962 naar Volkel, waarna het squadron op de vliegbasis Twente in 1970 overging op de RF-104G Starfighter.
De squadron code aan het begin van de Thunderflash periode was TP, daarna werden de toestellen genummerd van P-1 t/m P-24.
Bij de uitdienststelling gingen de meeste toestellen, er waren vier Thunderflashes neergestort waarbij de vliegers om het leven waren gekomen, naar de luchtmacht van Turkije.



vrijdag 2 september 2016

Nationaal park de Hoge Veluwe.

Nationaal park de Hoge Veluwe

Een van de best beschermde natuurgebieden in Nederland is het Nationaal Park de Hoge Veluwe, het omvat 5.400 ha en bestaat uit 5% van de Veluwe, het is een unieke combinatie van natuur en kunst: het Nationaal Park met daarin het Kröller-Müller museum en het jachthuis St. Hubertus.
Het echtpaar Helene Müller en Anton Kröller afkomstig in die tijd uit een van de vermogendste families van Nederland, Müller & Co., havenbaronnen afkomstig uit Rotterdam.
In 1909 kopen zij,om ruimte te krijgen voor hun hobby's zoals jagen en paardrijden, de Harscamp een landgoed van 400 ha gevolgd door het landgoed Hoenderloo van 1.200 ha, in de jaren daarop verwerft Anton Kröller steeds meer grond rondom deze  twee bezittingen in 1916 samen 6.000 ha.
Kröller legt een wildbaan aan  en importeert edelherten, zwijnen reeën en moeflons.
In deze periode begint Helene met het verzamelen van kunst en verwerft uiteindelijk 91 schilderijen en 175 werken op papier van Vincent van Gogh, haar totale kunst collectie telt 11.500 kunstobjecten.
H.P. Berlage krijgt van het echtpaar de opdracht een riant buitenverblijf te bouwen, in de vorm van een hertengewei met een toren van 35 meter, het jachtslot St. Hubertus dat tot 1935 in bezit van het echtpaar bleef, het werd daarna aan de Staat der Nederlanden geschonken, een aantal ministers gebruikte het als vakantieverblijf, in 1946 vind hier het overleg over de toekomst van Indonesië plaats.
Henry van de Velde een Belgische kunstenaar krijgt van Helene de opdracht een kolossaal museum te bouwen op de Franse Berg in het Park, door de crisis die ook de Rotterdamse haven hard treft wordt het werk in 1922 stilgelegd, Henry van de Velde krijgt de opdracht een "overgangsmuseum"
te bouwen dat in 1938 wordt geopend, het museum en aangrenzend beeldenpark wordt uiteindelijk 25 ha groot, naast de wereldberoemde van Gogh collectie is er een rijke collectie moderne en hedendaagse kunst te vinden. De kunstcollectie wordt door de Staat overgenomen in ruil voor het bouwen van een museum , het huidige werd in 1971 gestart en kwam in 1977 gereed.
Het grootwild is populair in het park, gemiddeld 250.000 bezoekers bezoeken jaarlijks de wildobservatie plaatsen, stuifzanden, houtwallen, vennen en struwelen waarbij de meeste zich wandelend of per witte fiets door het park begeven. In het park staat een enorm monument voor Christiaan Rudolf de Wet boerenleider van de Oranje-Vrijstaat.
Op 26 april 1935 wordt de Stichting het Nationaal Park de Hoge Veluwe opgericht waarmee de toekomst van het park is verzekerd. Müller & Co. gaat in deze periode failliet.
Tegen een kleine vaste vergoeding wordt het echtpaar in staat gesteld op het park te blijven wonen.
In 1948 wordt er een vereniging van vrienden opgericht, een groot deel van de vrienden is als vrijwilliger in het park.
Het echtpaar Kröller-Müller ligt op de Franse Berg in het park begraven.
In 1993 wordt het Museonder geopend, het eerste ondergrondse museum ter wereld.

Het Park de Hoge Veluwe is mede bekend door het werk van Rien Poortvliet, een strip van Suske & Wiske speelt zich in het park af: Verraad op de Veluwe.



Jachtslot St. Hubertus